Pro/Contra: Coldplay

Pro/Contra: Coldplay

Op één of andere manier weet Coldplay altijd emoties los te weken. Of die nu positief of negatief zijn. Maar oordeelt u vooral zelf.

PRO

Ik heb een steeds terugkerende droom waar ik in een vertrekhal van een drukke luchthaven een piano zie staan. Ik heb nog wat tijd te spenderen. Dus ik zet me eraan en tokkel wat. Mensen kijken op, zien dat er weer één of andere flauwe grappenmaker op de toetsen zit te rammen en doen verveeld verder waarmee ze bezig waren. Tot ik plots het riedeltje van Trouble uit mijn mouw tover. Het leven in de vertrekhal wordt op pauze gezet, mensen komen rond mij staan, schudden elkaar de hand en in mijn ooghoek zie ik een Aziatisch koppel een traantje wegpinken. Iedereen gelukkig.

Het is gemakkelijk om als muzieksnob Coldplay af te schrijven als een bende nitwits die hun ziel verkocht hebben aan het grote geld en de meest banale nummers schrijven met teksten waar de woorden “magic”, “stars”, “paradise” en “strawberry” veelvuldig terugkomen en de “oohs” en “aaahs” elkaar opvolgen. Maar dat is prietpraat voor opscheppers die één cruciaal element van goede popmuziek uit het oor verliezen: de beste nummers zijn de eerlijkste en de simpelste.

Coldplay heeft nooit onder stoelen of banken gestoken hoe “uncool” ze zijn. Ze zijn onzeker over hun muziek, hebben hun maagdelijkheid op late leeftijd verloren en zijn wellicht de enige wereldgroep die de criticasters de hand schudt in plaats van ermee oorlog te voeren. Ze zijn van rijke komaf, hebben een zorgeloze jeugd gekend, Chris Martins haar ligt al-tijd goed en ze zien U2 als het grote voorbeeld. Dan krijg je simpelweg veel tegenwind.

Mensen, die van zichzelf vinden dat ze kenners zijn, halen al snel het feit aan dat Coldplay geen echte rocksterren zijn. Deze mensen zoeken naar verhalen over drugs, buitenechtelijke kinderen, nachtelijke escapades, tot gort geslagen hotelkamers en tabloidfoto’s waarop de helden stomdronken uit een kroeg worden gesleept. Niets van dit alles bij Coldplay. Chris Martin en zijn vriendenbende zijn gewone mensen en willen dat graag zo houden.

Want Coldplay schrijft menselijke nummers op maat van de gemiddelde sterveling. Ze doen dat met zoveel passie, plezier en enthousiasme dat het aanstekelijk werkt. Wie dat moedwillig tegenwerkt, wil simpelweg geen oprechte gevoelens meer toelaten in het leven. Het zegt meer over het cynisme van deze mensen dan over het talent dat de groep werkelijk bezit.

Coldplay is al zeven albums lang op zoek naar liefde en geluk in zijn puurste vormen. Oprechte emoties. Contact tussen mensen. Het groepsgevoel van gewoon samen te zijn en te genieten van het moment. Ze zullen voor veel mensen altijd een mikpunt van spot blijven, simpelweg omdat die mensen niet overweg kunnen met de humaniteit die Coldplay uitstraalt. Coldplay maakt hen ongemakkelijk over de eigen complexe onzekerheden.

Ik geef graag toe: na de drie eerste albums verliest Coldplay zich vaak in pompeuze housebeats en zoekt ze houvast in features van andere populaire artiesten om relevant te blijven. Coldplay zijn sellouts geworden, maar doen het wel nog steeds met dezelfde intenties: geluk overbrengen naar de massa. Muziek maakt je gelukkig. Of dit nu komt van jouw favoriete obscure indieband, die speelt in een tochtig keldergat, of van een band die een zaal van negentigduizend man kan inpakken.

Er zijn heel wat mensen die oprecht gelukkig worden wanneer er zakken confetti op hun hoofd geleegd worden en verfbommen in hun gezicht ontploffen. En een blonde middle-class gast die “I will try to fix you”, door de speakers schreeuwt, terwijl je met een onbekende staat te knuffelen. Sorry hoor, beste muzieksnob, maar mag ik leven?

Action Bronson omschrijft het goed in Strictly 4 My Jeeps: "Eat steaks off a gold plate, stoned, listening to Coldplay." Want ja, zo ziet mijn ideale zaterdagavond er uit. En nog een laatste tip in deze coronatijden: leer Trouble van buiten op de piano en chase your dreams. Dat is althans wat ik gedaan heb. Nu maar hopen dat we snel terug op een vertraagde vlucht kunnen wachten in één of andere vertrekhal.

Joris Roobroeck

CONTRA

Mijn grijzende baardharen en frequente bezoeken aan de kinesist bevestigen dat ik geen driemaal zeven meer ben. Als ik dan aan Coldplay denk als een vrij recent verschijnsel, valt dan ook plots de Frank (een ruilmiddel dat ik nog in de portefeuille gehad heb) dat ik ten tijde van ‘Parachutes’ mijn eerste liefje bepotelde, terwijl ik onderhand mijn nageslacht, verwekt bij liefje nummer vier of vijf, het venijn van Louis Paul Boon tracht bij te brengen samen met een afkeer voor dat gezeik van Chris Martin en de zijnen.

En om persoonlijk-anekdotisch verder te jeremiëren: enige tijd geleden bevond ik me in een opnamestudio in de Mechelse Onze-Lievevrouwestraat. Wie gokt op Gentse stijgingen van vastgoedprijzen in functie van de gentrification, raad ik deze straat zeker aan. Verkeersvrij is ze al. Het bestond de Mechelse Middenstand erin de eigenste 'Best Of' van Coldplay herhaaldelijk door de gruwelijk klinkende trompetluidsprekers te jagen. Tot op een punt dat een administratieve gevangenisstraf wegens het vernielen van publiek eigendom mij peanuts leek in verhouding met de aanhoudende marteling van dat gemekker.

Pas op, beste lezer, het ontgaat u al te vaak bij het lezen van deze columns: over de overroepen groepen heb ik altijd iets positiefs te zeggen. En vaak heb ik het leeuwendeel van de catalogus vrijwillig in mijn bezit. Alleen vraag ik me soms, tot inzicht gekomen, af waarom. Goed, het lof. Trouble is een song van wereldniveau. De uitgepuurde instrumentatie, de synergie tussen tekst, zang en dynamiek… nu nog mag u mij deze song elke dag voorschotelen. Het eerste liefje geeft dan weer een kus achter op de amygdala. En zelfs al gooi ik me enkel op de frontale kwab, dan blijft het een weliswaar sentimentele, maar o zo subtiel gearrangeerde, onverslijtbare song.

Het jammere is dat Chris Martin daarna aan een soort schilderen-op-nummer beginnen doen is. Goed, u kan nu wel zeggen dat het merendeel van de pop/rock opgebouwd is uit strofe-refrein-strofe-refrein, maar in het geval van Coldplay is het, eens je het trucje door hebt, zum kotzen. Een pompeuze intro, een sentimenteel tussenstuk, alweder de zwaar georkestreerde intro, dan als brug, met een mekkerende Martin, een enorm simpel meezingbaar, aangezwollen refrein, weer stilte voor het sentimentele tussenstuk, en weer de bombast van … enfin, copy paste, zoals dat heet. En dan blow up.

Bemerk ook dat de productie van de platen steeds bombastischer wordt. En hoewel ik niet bepaald voor lofi ben, wil het toevoegen van twee orkesten en zes piano’s ook niet zeggen dat een song daarom beter wordt. Het is een beetje zoals Gwyneth Paltrow: schraap de schmink eraf, laat de digitale bewerking achterwege, kleed het uit, bekijk het voor wat het is en beslis: ’t is eigenlijk toch niks dan opgeblazen quatsch. Echte schoonheid hoeft zich niet weg te steken achter een gebotoxt voorhoofd en gebleekt reethaar.

Eens je een goocheltruc doorhebt, is er niks meer aan. Daarna zie je nog vier keer een zeer gelijkaardige goocheltruc en doorzie je hem direct. Daarna beslis je om te stoppen met het kijken naar goochelaars. Coldplay heeft één redelijke plaat, ‘Parachutes’. Al de rest zijn variaties op hetzelfde thema. Vervelende variaties. Strontvervelende variaties. Variaties ad infinitum. Da coda al capo, want al fine is nog niet aan de orde, zolang er stadions uitverkocht worden door Chris Martin en … tja, wie? Die gitarist en drummer zou ik wel graag eens een plaat horen maken, mits ze hun iedereen-kan-schilderen-attitude achterwege laten. En wat Mechelen betreft, die stad is aangeklaagd voor martelpraktijken, maar heeft als antwoord de Onze-Lievevrouwestraat verkeersvrij gemaakt. Misschien is het beter zo.

Stefaan Van Slycken

 

21 mei 2020
Patrick Van Gestel