Peter Van Dyck - ‘Nee, Je Bent Niet Alleen'
![Peter Van Dyck - ‘Nee, Je Bent Niet Alleen'](https://mise.damusic.be/multiped/big/peter van dyck.jpg)
In zijn uitstekende boek ‘Nee, je bent niet alleen. Over de prutsende mens, troostende muziek en het alien-perspectief’ vertelt auteur Peter Van Dyck openhartig over hoe muziek van hem de mens heeft gemaakt die hij nu is. Een mens die opgroeide met twijfels, onzekerheden en het gevoel nergens echt bij te horen, maar zich toch altijd getroost en gesteund wist door muziek. Want die werd - en wordt nog steeds - gemaakt door mensen die kampen met dezelfde twijfels en onzekerheden, maar erin slagen hun luisteraars een reddingsboei toe te werpen in de woeste baren des levens door het onzegbare op onnavolgbare, universele wijze te verklanken…
Met ‘Nee, je bent niet alleen’ is Peter Van Dyck niet aan zijn proefstuk toe, want in 2019 was er al de turf ‘Watskeburt, Lage Landen?’, een quasi alomvattende cultuurgeschiedenis van het Nederlandstalige lied in al zijn incarnaties. Een kleine drie jaar geleden verscheen dan het geweldige ‘Het geheim van Bowie en 399 andere weetjes uit een eeuw popmuziek’, waarna hij voor ‘Met vallen en opstaan’ ook nog eens de memoires van levende legende Jean Blaute mocht optekenen. Maar Van Dyck schrijft niet alleen voor de oudere, bedaagde melomaan die in een nostalgische bui een duik wil nemen in de muziekgeschiedenis, want voor de kleinsten onder ons was er vorig jaar ook nog het prachtige kinderboek ‘Wil je me horen?’
‘Nee, je bent niet alleen’ gaat over de impact van muziek op zijn eigen zielenleven. Boeken over hoe muziek (in)werkt zijn er ondertussen bij de vleet, maar die gaan nogal gauw de wetenschappelijke, theoretische en dus ook demystificerende toer op. En dat is wel het laatste wat Van Dyck wil doen met zijn boek. Hij wil net de magie van muziek eren, de Pauluservaring, het moment waarop je bij het horen van een liedje omzeggens van je paard wordt gebliksemd omdat alle puzzelstukjes in je leven heel even perfect in elkaar lijken te passen.
De structuur van het boek volgt de drieledige ondertitel, en in elk deel verbreidt Van Dyck zijn kijk op de wereld om zich heen. Het bitterzoete eerste deel, over de “prutsende mens”, kreeg de zeer toepasselijke titel ‘I can’t make you love me’ mee, naar het liedje van Bonnie Raitt. In enkele vlot geschreven hoofdstukken beschrijft Van Dyck - niet zonder milde zelfspot – het struikelparcours dat hij als onzekere puber aflegde tijdens zijn queeste naar de enige, ware liefde. We verklappen geen details omdat we het hem allemaal zelf willen laten vertellen, maar elke ongelukkige episode koppelt hij aan liedjes die hem toen goede raad gaven (of net niet) bij zijn toenaderingspogingen, of hem – na een blauwtje - woorden van troost boden en exact weergaven hoe hij zich voelde.
Het openhartige tweede deel – ‘Foundations’ (naar Kate Nash) – gaat over de jaren waarin heel wat beslissende stappen werden gezet richting volwassenheid. Het is ook die levensfase waarin een mens begint te beseffen wat echt telt in het leven en vooral welke personen, welke compagnons de route, daarbij een belangrijke rol spelen - in goede en in minder goede zin. In dit deel heeft Peter Van Dyck zijn levenspartner ontmoet, maar door zijn legerdienst in Soest moet hij haar al meteen een hele tijd missen; gelukkig is er op dat moment de muziek van David Sylvian om het leed te verzachten. Hij diept ook een aantal familieverhalen op en ja, ook daar liep niet altijd alles Disneygewijs. Het zorgde er alleszins voor dat hij in zijn latere leven, wanneer hij zelf een gezin stichtte, bepaalde dingen helemaal anders ging doen.
In veruit het pakkendste hoofdstuk van ‘Foundations’ – en bij uitbreiding van het hele boek – vertelt hij over zijn overleden jeugdvriend Gunter, in wiens gezelschap hij een groot stuk van die weg richting volwassenheid aflegde. De twee kompanen deden natuurlijk veel meer dan alleen samen naar platen luisteren, maar die gedeelde passie voor muziek was wel één van de hoekstenen van hun vriendschap. Door samen te dj’en brachten ze de fuifnummers op de dansvloer niet alleen in vervoering, als onvervalste muziekmissionarissen leerden ze de mensen ook muziek kennen waar ze misschien zelf ook wat aan konden hebben op cruciale momenten in hún leven. Later, wanneer gezin en werk steeds meer aandacht, tijd en energie begonnen op te eisen, verloren de metgezellen elkaar beetje bij beetje uit het oog. Wat wel altijd bleef, was het gevoel dat ze om het even waar en wanneer, moeiteloos de draad van hun vriendschap weer zouden kunnen oppikken. Jammer besliste het lot daar echter anders over.
In deel drie – ‘Loving The Alien’ (naar David Bowie) – laat Peter Van Dyck zijn eigen, persoonlijke geschiedenis steeds meer achter zich, en verschuift de focus naar een bredere kijk op de wereld en ook naar een bredere muzieksmaak. Natuurlijk mag het alien-perspectief uit de titel geïnterpreteerd worden als het gevoel van vervreemding, dat veel mensen ervaren wanneer ze nadenken over hun plaats in deze wereld, maar hier gaat het om meer dan alleen dat. Door de gesprekken die hij voerde met zijn ingebeelde vriend Archie, een bewoner van een verre, nog niet door wetenschappers ontdekte planeet, leerde Van Dyck naar eigen zeggen vanop een grotere afstand – lees: vanuit een duidelijkere en overzichtelijkere invalshoek – naar onze planeet te kijken. Hij kreeg hierdoor niet alleen een betere kijk op hoe we onze prachtige planeet aan een rotvaart naar de bliksem aan het helpen zijn, maar zag ook dat er voor onze soort nog wel degelijk opportuniteiten zijn om de zaken ten goede te keren.
Uiteraard worden er in elk hoofdstuk heel wat namen rondgestrooid van artiesten die hem steunden, troosten en vormden, of – op latere leeftijd – dezelfde denkoefeningen maakten over de toestand van onze maatschappij en deze wereld. Al deze namen – en meer – prijken op overzichtelijke, thematische Spotify-lijstjes (zoals ’15 x Eno’, ’10 topsongs over onbeantwoorde liefde’, ’15 waardevolle hedendaagse songs over mentale kwetsbaarheid’ of ’30 prijsbeesten van deejays Gunter en Peter in de jaren 80’) die de hoofdstukken van elkaar scheiden. Voor de ene lezer zullen die lijstjes een feest van herkenning zijn, de andere zal er – hopelijk – door geprikkeld worden om zelf op zoek te gaan naar die muziek.
‘Nee, je bent niet alleen’ is dus veel meer dan zomaar een boek waarin een muziekfanaat terugblikt op zijn verleden. Het hele boek door hadden we als lezer het gevoel dat we met Peter Van Dyck in een gezellige kroeg zaten en luisterden naar zijn verhalen, anekdotes en bespiegelingen. We betrapten onszelf er dan ook een paar keer op dat we begonnen te praten tegen het boek (“O ja, dat was inderdaad een vette plaat!”), Van Dyck in gedachten onderbraken (“Maar dat herken ik ook bij mezelf!”) of gewoon zaten te knikken en - als hij een ons onbekende artiest noemde - dachten: “Die moet ik straks, als ik thuis ben, dringend eens checken op Bandcamp of op Spotify.”
Om maar te zeggen dat dit boek niet alleen over Peter Van Dyck gaat, maar ook de lezer zelf aan het denken zet, hem laat terugblikken op zijn eigen verleden en doet stilstaan bij zíjn ervaringen, wereldbeeld en levensvisie. Ons gaf dit boek alleszins hetzelfde gevoel als de muziek waar hij het de hele tijd over heeft. Veel van wat hij vertelt was immers enorm herkenbaar, maar in tegenstelling tot ondergetekende slaagt hij er in dit boek wél in al die onverkwikkelijke episodes, waarbij we ooit over onze woorden struikelden, in vloeiende volzinnen te gieten.