Oscar-special: Biografische films

Achtergrond

De jaarlijkse komst van Oompje Oscar is waarschijnlijk niet het entertainmentnieuws waar de doorsnee daMusic-bezoeker slaap voor zal laten. Toch is de grens tussen muziek en film vaak dun, getuige daarvan deze bloemlezing van rockbiografieën. Sommige onder hen verzamelden heel wat nominaties en prijzen, was het niet op de Academy Awards-uitreiking dan wel op andere filmfestivals. Grosso modo zijn de biografische muziekfilms in drie categorieën te verdelen: veredelde stukjes Hollywood-glitter waarin de carrière van de artiest in kwestie vaak aan de American Dream wordt gekoppeld, meer onafhankelijk gedraaide prenten (veelal met een underground-georiënteerde look and feel), en de met veel archiefmateriaal en interviewfragmenten gelardeerde muziekdocumentaire. Dit leesvoer concentreert zich vooral op de eerste twee subcategorieën. One two three four… let’s rock.

Oscar-special: Biografische films




Amadeus

(1984 – Milos Forman) Aan de aftrap: een muzikaal genie dat liever rebelleerde dan zich te plooien naar de opgelegde wetmatigheden. Een rebel in hart en nieren die met zijn composities de platgetreden paden verliet. Een wonderboy die niet alleen met zijn muziek in de kijker stond, maar wiens playboy-gehalte evenzeer voor roddels en schandaal zorgde. En die achter de schermen een bittere strijd voerde met een collega/concurrent die zijn talent altijd in de schaduw zag staan. Maak kennis met Wolfgang Amadeus Mozart: rocker avant la lettre wiens leven boeiend wordt neergezet in wat waarschijnlijk de visueel mooiste muziekbiografie ooit is. Goed voor acht Oscars.

 
The Rose

(1979 – Mark Rydell) Geïnspireerd door (of toch minstens los gebaseerd op) het turbulente leven en de hevige carrière van de in 1970 overleden straffe madam Janis Joplin. Haar naam hoor je echter niet vallen in de film, vooral op vraag van hoofdrolspeelster Bette Midler die de muzikale erfenis van Joplin niet wou ontkrachten en eerder voor een fictie-aanpak wou gaan. De parallellen zijn er hoe dan ook: Mary Rose Foster is een podiumbeest dat niet vies is van sloten drank en drugs, en de film komt vooral tot leven tijdens de concertmomenten. Ook aangeraden voor fans van An Christy trouwens.

  
Backbeat

(1994 – Ian Softley) Fans van The Beatles konden zich recentelijk laven aan “Across The Universe”, een musical gedrapeerd rond hun liedjescatalogus, maar ze zijn misschien nog beter af met deze kijk op de begindagen van The Fab Four. De film speelt zich af in het Hamburg van de vroege jaren zestig, nog voor de band uit Liverpool hun eerste wereldhit te pakken had en voornamelijk covers bracht. Centraal staat de korrelige relatie tussen John Lennon, vijfde Beatle Stuart Sutcliffe (hij was de bassist tijdens de eerste twee jaren van de groep) en fotografe Astrid Kircher, die zich later met Sutcliffe zou verloven. Er werden geen originele opnames gebruikt voor de film, alles werd nagespeeld door Dave Pirner (Soul Asylum) en Greg Dulli (The Afghan Whigs) (zang), Thurston Moore (Sonic Youth) en Don Fleming (Gumball) (gitaar), Mike Mills (R.E.M.) (bas) en Dave Grohl (Nirvana/Foo Fighters) (drums). Paul McCartney is naar het schijnt geen fan van de film.

 
Stoned

(2005 – Stephen Woolley) Ook The Rolling Stones hebben hun zijlijn-biografie. “Stoned” focust zich op het turbulente leven en de mysterieuze dood van Brian Jones, een van de stichtende leden van The Stones en lid van de groep tot in 1969. Aangenomen wordt dat hij stierf aan een overdosis of zelfmoord pleegde (hij werd opgevist uit zijn zwembad kort na zijn ontslag uit de groep), maar deze prent sluit ook niet uit dat Jones werd vermoord door huisvriend Frank Thorogood. Voer voor liefhebbers van drugsmisbruik en seksuele excessen. Nog een must voor de fans van The Stones: de ontnuchterende documentaire “Gimme Shelter” (1970), over het beruchte Altamont Concert (tip voor beginnende groepjes: het inhuren van Hell’s Angels als security mensen is zelden een goed idee). Een andere bekende concertregistratie is “Let’s Spend The Night Together” (1982) en fans mogen hun borst al nat maken voor de nieuwe Stones-docu “Shine A Light” van Martin Scorsese die in mei in de Belgische zalen verschijnt.

 

The Doors

(1991 – Oliver Stone) Nog meer sixtiesgeweld in dit eerbetoon aan Jim Morrison dat Oliver Stone draaide tussen zijn Viëtnam-trilogie en JFK. John Travolta lobbyde hard voor de hoofdrol, maar Stone gaf de voorkeur aan The Cult-zanger Ian Astbury, die uiteindelijk zelf niet thuis gaf omdat hij geen zin had om acteerlessen te volgen. Astbury ging later ironisch genoeg wel de boer op als de leadzanger van “The Doors Of The 21st Century”. Morrison-lookalike Val Kilmer vertolkte de songs grotendeels zelf, en liet zich bijstaan door Kyle MacLachlan (Ray Manzarek), Frank Whaley (Robby Krieger) en Kevin Dillon (John Densmore). Een nogal warrige film, vooral aan te raden aan de echte fans van de band of voor iedereen die dweept met een psychedelische kijk op de zogenoemde counterculture van de sixties.

[pagebreak]

 Walk The Line

(2006 – James Mangold) Qua aanpak het tegenovergestelde van Oliver Stones vermoeiende trip: een glossy gedraaide autobiografie over de eerste jaren van de carrière van ‘the man in black’ tot aan zijn huwelijk met countrydeerne June Carter. Joaquin Phoenix en Reese Witherspoon spatten van het scherm als het duo, en zorgden ook zelf voor welhaast onberispelijke vocalen. Daarnaast is er een mooie evocatie van de toenmalige rock ’n roll- en countryscene, met ondermeer een boeiende reconstructie van het Folsom Prison concert. Er valt ook goed te lachen als Elvis Johnny Cash backstage frieten probeert aan te smeren. Reese Witherspoon kreeg een Oscar voor haar vertolking. Aanvullende aanraders van een paar van Cash’ generatiegenoten: “Great Balls Of Fire” (1989) (over Jerry Lee Lewis), “The Buddy Holly Story” (1978) en “La Bamba” (1987) (over Richie Valens).

 
Ray

(2005 – Taylor Hackford) Een jaar voor “Walk The Line” was er "Ray", ook een (in de States) waanzinnig succesvolle film en winnaar van twee Oscars, waarvan eentje voor Jamie Foxx, die kort voor de dood van Ray Charles samen met hem repeteerde om zijn pianospel in de vingers te krijgen. Ook zijn lipsynchronisatie is nagenoeg perfect voor een wilde rit die heel wat van Charles’ klassiekers efficiënt in beeld brengt. Regisseur Taylor Hackford draaide twintig jaar hiervoor al de Chuck Berry documentaire “Hail Hail Rock ’n Roll”.

 

Last Days

(2005 – Gus Van Sant) Terug naar de indie-producties met deze ode aan Kurt Cobain. Zijn naam wordt wel nergens genoemd in deze bevreemdende kijk op de laatste dagen van een artiest op de dool, maar regisseur Gus Van Sant maakt er geen geheim van dat zijn hoofdpersonage Blake gemodelleerd is naar het grunge-icoon. Ook Kim Gordon (Sonic Youth) acteert in dit bevreemdend en (laten we een kat een kat noemen) vaak slaapverwekkend experiment. 

 
Control

(2007 – Anton Corbijn) De enige film uit dit overzicht die daadwerkelijk geregisseerd is door een man die met beide voeten in de rockbusiness staat. De Nederlander Anton Corbijn is zowel gelauwerd als videoclipregisseur (u kent hem vast van zijn Depeche Mode clips, maar de man draaide ook clips voor Roxette en Herbert Grönemeyer) en muziekfotograaf, waarvan zijn grensverleggende samenwerking met U2 ongetwijfeld het meest bekend is. Zijn biografische film over Ian Curtis, de leadzanger van Joy Division die in 1980 zelfmoord pleegde aan de vooravond van hun eerste Amerikaanse tour, drukt op alle juiste toetsen. Gefilmd in Corbijns favoriete groezelige zwart-wit geeft de film een boeiend beeld over de tragische figuur en de Manchester muziekscene van destijds. Bijna verplicht om deze film samen te bekijken met Michael Winterbottoms “24 Hour Party People” (2002), die dezelfde tijds- en muziekgeest weergeeft en waar de zelfmoord van Curtis ook aan bod komt.

 
I’m Not There

(2007 – Todd Haynes) De meest bevreemdende film uit deze rij: een bijna ondoorgrondelijke kijk op de carrière van Bob Dylan die afwisselend door vijf acteurs en een actrice wordt neergezet: Marcus Carl Franklin, Ben Whishaw, de betreurde Heath Ledger, Christian Bale, Richard Gere en Cate Blanchett (die met deze film een vrouwelijke bijrol-Oscar in de wacht kon slepen). Een film die waarschijnlijk enkel door twee soorten mensen te pruimen valt: doorwinterde Dylan-fan en gepassioneerde cinefielen die vallen voor de fascinerende vormgeving van Haynes eerbetoon. U hebt dus geluk als u in één van beide vakjes past. De titel is afkomstig van een oude song van Dylan die pas voor de eerste keer officieel werd uitgebracht op de soundtrack van de prent, waarop ook heel wat andere artiesten songs van Dylan vertolkten. Ook hier een brugje naar Scorsese, want alle Dylan-fans ter wereld hebben ongetwijfeld de marathondocumentaire “No Direction Home” al verteerd.

 

This Is Spinal Tap

(1984 – Rob Reiner) Geen muziekbiografie-overzicht is compleet zonder deze nog steeds relevante en nog geen sikkepit verouderde cultklassieker. Fake zag er maar zelden zo echt uit: Christopher Guest, Michael McKean en Harry Shearer zijn ongeëvenaard als de Britse (glam)rockgroup Spinal Tap die met de meest uitgestreken gezichten zowat alle rockclichés bevestigen en ze tegelijkertijd onderuit halen. Spinal Tap was zo goed dat ze naderhand echt het rockcircuit onveilig maakten. De drie grapjassen herhaalden het trucje later nog eens voor het lichtere genre met “A Mighty Wind” waarin ze gestalte gaven aan The Folksmen. Helemaal over the top was het toen ze als The Folksmen optraden in het voorprogramma van Spinal Tap, zonder dat het publiek het wist en hen zelfs herhaaldelijk uitjoelde.

 

Zo, weet u meteen wat u in de dvd-speler kan schuiven als u nog eens film en muziek met elkaar wil laten versmelten. 

Aan de vooravond van de 80e Oscar-uitreiking presenteert daMusic u een vierdelige special over film en muziek. Naast soundtracks en biografische films komen ook nog acterende muzikanten en concertfilms aan bod. Hou onze website in de gaten!

8 november 2008
Alex De Rouck