Neil Diamond - The Bang Years 1966-1968

Achtergrond

Het kan verkeren. Bredero zei het al een poos geleden maar het spreekwoord heeft nog niks van zijn waarheid verloren. Neem nu Neil Diamond. Tot voor enige tijd werd de man genadeloos ondergebracht onder het moordende label ‘foute muziek’. Diamond was passé, maakte muziek voor strijkende huisvrouwen en had zoveel met rock-'n-roll te maken als een koe met Spaans. En wat gebeurt er dan? Na een succesrijke opstanding van Johnny Cash interesseert de voor de hippe incrowd best te pruimen producer Jack Rubin zich voor de stoffige Neil Diamond. Twee cd’s verder is Neil terug in, wordt hij overal uitgenodigd en vult hij moeiteloos wereldwijd de grootste arena’s. Tijd dus voor de herontdekking van zijn roots.

Neil Diamond - The Bang Years 1966-1968



Keren we even terug in de tijd – dat doet tenslotte het voorwerp van deze recensie ook. Een jonge, onbekende man uit Brooklyn krijgt vroeg in de sixties, na wat aandringen en na meer vallen dan opstaan, een klein kantoortje in de Brill Building in Tin Pan Alley waar men van hem verwacht dat hij vlotte popdeuntjes schrijft. Neil Diamond tijgt aan het werk. Aanvankelijk zonder succes maar op een dag kiest een handig productieteam I’m a Believer uit om The Monkees te laten inzingen. Het wordt een hit. Diamonds talent wordt ook meteen erkend en de rest is history, of beter ... glory road.

'The Bang Years 1966 – 1968' is een cd waarop ’s mans werk vòòr zijn grote doorbraak werd samengebracht. Het echt grote werk moet dan nog komen. En het dient gezegd: het is een collectie geworden waarbij de catalogus van menige zogenaamd grote artiesten hopeloos schamel begint te ogen. De cd is als een blik hits waar je versteld van staat dat er zoveel in zit: het verstilde Solitary Man, het exuberante Cherry, Cherry, het country-achtige Red, Red Wine, het gevoelige Shilo, enz. Het lijstje is schier eindeloos. Ze hebben allemaal vanaf de eerste maten die onovertroffen Neil Diamond-feel. En hoe is die dan? Niet moeilijk, een catchy tune die meer dan een dag blijft hangen met een nogal romantische – een kwaad karakter zal zeggen een puberale – tekst, plus een doorleefde interpretatie door een stem waar toen al de sensuele kracht van duidelijk was.

Daarnaast staan er op deze verzameling – die niets anders is dan de eerste twee elpees die Diamond op het kleine label Bang Records opnam – nog een paar covers die Diamond steeds een volstrekt eigen lezing meegaf die volkomen paste in zijn muzikale aanpak. Monday, Monday van The Mama’s & The Papa’s, La bamba van Ritchie Valens, Hanky Panky van zijn beschermers Jeff Barry en Ellie Greenwich. Maar van wie die songs ook zijn, Diamond plooit ze immer naar zijn eigen typische aanpak.

Ondanks de typische sixties productie klinkt elk nummer op deze plaat na ruim veertig jaar nog even ovenvers als toen en blijft onbeperkt hitgevoelig. Het is een verfrissende reis naar het verleden, naar de jeugd van velen en bovenal de ontdekking van één van de grootste talenten die de Amerikaanse popmuziek heeft gekend.

18 juli 2011
Frank Tubex