Motörhead - The Manticore Tapes
Lange tijd werd aangenomen dat ze voorgoed verdwenen waren en nooit meer zouden opduiken. Tot iemand, zich hoogstwaarschijnlijk van geen kwaad bewust, ergens een schuif of een doos opende en daar ‘The Manticore Tapes’ aantrof, zowat het officieuze studiodebuut van Motörhead in zijn klassieke bezetting.
Eind dit jaar viert men in het hiernamaals de tiende verjaardag van de Blijde Intrede van Lemmy Kilmister. Hij werd daar na zijn dood, eind december 2015, opgewacht door ex-drummer Phil "Philthy Animal" Taylor, die zeven weken eerder al de oversteek naar de eeuwige jachtvelden had gemaakt. Wanneer begin 2018 ook gitarist “Fast Eddie” Clarke aanklopte bij Sint-Pieter, werd de legendarische Motörhead-bezetting – ook wel bekend als The Three Amigos – herenigd. Of ze hierboven de draad weer hebben opgepikt om een nieuwe ‘No Remorse’-tour op poten te zetten - of zich daarentegen hebben aangesloten bij één of ander gevallenengelenkoor - weten we niet. Zoals we ook nooit zullen weten wat ze zelf zouden vinden van deze niet-geautoriseerde, postume release. “Dead men tell no tales,” weet u wel.
Eerlijk gezegd hadden we aanvankelijk onze bedenkingen bij ‘The Manticore Tapes’. Rook dit niet een beetje naar uitmelkerij of zelfs lijkenpikkerij? Neen dus. De kloeke discografie van Motörhead mag dan met drieëntwintig langspelers, vijf ep’s en eenentwintig livealbums op zijn minst als respectabel en afgerond worden beschouwd, toch is dit “nieuwe” album een mooie aanvulling, omdat het de populairste bezetting van de band in zijn puurste vorm laat horen: rauw, onversneden en bulkend van ongebreideld enthousiasme en energie. Een band ook die deze opnamesessie zag als een laatste kans om toch nog aan een volwaardig platencontract te geraken.
Nadat hij in de lente van 1975 in Canada werd opgepakt met drugs op zak, werd Lemmy Kilmister bij spacerockband Hawkwind aan de deur gezet. Volgens de legende schilderde hij hierna zijn versterkers zwart, plukte hij twee werkloze muzikanten van straat en richtte hij daarmee Motörhead op. De rest is geschiedenis, zou je dan kunnen zeggen, maar zo simpel was het allemaal niet. Motörhead moest het Britse antwoord worden op de Amerikaanse protopunkers van MC5 en ook “the dirtiest rock ‘n’ roll band in the world”, maar aanvankelijk waren ze alleen wat dat laatste betreft succesvol. Het trio mocht een paar keer aantreden in het voorprogramma van bands als Greenslade en Blue Oyster Cult, maar werd bijna overal onthaald op hoongelach en vernietigende kritieken.
Het hield de groep echter niet tegen om na enkele maanden al de studio in te duiken voor een eerste langspeler. De oorspronkelijke drummer, Lucas Fox, was geen natuurtalent. Erger was dat hij zodanig aan de speed zat dat men bang was dat zijn aders zouden knappen tijdens het spelen, een vooruitzicht dat zelfs Lemmy angst inboezemde. Phil Taylor, die weleens doorzakte met Lemmy en op dat moment net de gevangenis had verlaten, nam zijn plaats in. Gitarist Larry Wallis zag het dan weer groots, té groots, en stapelde zoveel gitaarpartijen op elkaar dat het quasi onmogelijk werd de songs live na te spelen. Wallis stelde voor er een tweede gitarist bij te halen, maar verliet meteen de band na de komst van Eddie Clarke.
United Artists, het label waarop de plaat moest verschijnen, deed aanvankelijk niets met de opnames. Pas vier jaar en drie succesvolle albums (voor een andere platenmaatschappij) later werden ze, tegen de zin van de bandleden, uitgebracht als ‘On Parole’. Hoe dan ook, de oerbezetting was geboren, en na een – alweer – redelijk desastreus verlopen tournee, nam de band een manager onder de arm – een ex-roadie van The Who. Die sprak zijn contacten in het wereldje aan, en zorgde ervoor dat Motörhead gedurende een paar dagen terechtkon in Manticore, het hoofdkwartier van progrockers Emerson, Lake & Palmer.
Onder leiding van Ron Fawcus, een goede vriend van Ronnie Lane (van Small Faces en Faces), werden daar de elf tracks ingeblikt die nu op ‘The Manticore Tapes’ werden verzameld. Voor wie door de jaren heen àlles van de band in huis haalde, zitten er bij die opnames – in redelijke conditie teruggevonden en voor deze release opgepoetst – geen nieuwe, tot dusver onbekende titels. Wel de eerste spontane, onbezoedelde uitbarstingen van wat al snel een van de meest invloedrijke rockbands van de daaropvolgende decennia zou worden.
De elf tracks die Motörhead speelde in Manticore (van Dozier-Holand-Dozier-compositie Leavin’ Here, Vibrator en Motörhead staan er twee takes op) verschenen ook al op ‘Motörhead’ (het officiële debuut uit ) en/of ‘On Parole’ (’79), of op ‘Hell Raisers And Beer Drinkers’, de in 1980 uitgebrachte ep met afleggertjes van de ‘Motörhead’-sessies. De plaat opent met het instrumentale Intro (bij de fans van het vroege werk ook bekend als Instro), en daarna volgen – behalve de eerder genoemde nummers – ook nog Help Keep Us On The Road, The Watcher, Iron Horse/Born To Lose (met de haast onhoorbare zang heel diep in de mix) en een instrumentale versie van hun latere, volwaardige John Mayall-cover I’m Your Witch Doctor.
Is dit een essentiële of onmisbare release? Nee, dat zeker niet, maar overbodig willen we ze ook niet noemen, integendeel. De opnames zijn dan wel minder verfijnd en afgewerkt dan die van ‘Motörhead’, ze klinken wel stúkken beter dan die op het nogal tamme ‘On Parole’. Bovendien laat ‘The Manticore Tapes’ hier de band horen die Lemmy in gedachten had: ruw, vuil, bij momenten snel en fout, prettig gestoord, maar bovenal steengoed.