Miles' meest magnifieke mannen
Achtergrond
Wij zijn echt altijd heel blij als we iets van Miles Davis in ons recensievakje vinden. Zeker als het om zo 'n mooie uitgave gaat als 'Live In Europe 1967', het eerste deel van een bootlegcollectie die - zo vermoeden wij - wellicht de komende decennia elk jaar rond de feesten met een schitterend nieuw deel zal uitgebreid worden. Wij hebben alvast plaats gemaakt op onze schappen.

Op dit eerste deel, dat uit drie cd's en een dvd bestaat, vinden we live-opnames - onder meer uit de Elisabethzaal - van Davis' zogenoemde "second great quintet". Dat zette ons aan het denken over al de grote namen die bij Davis hun carrière begonnen. In het eerste great quintet troffen we onder meer John Coltrane, Bill Evans en Cannonball Adderley aan. Die eerste was een prominent figuur in de avant-gardejazz en zijn 'A Love Supreme' blijft een mijlpaal, die ook elk rechtgeaard rockliefhebber minstens tien keer moet beluisteren. Ook Evans beïnvloedde een generatie pianisten, waaronder Chick Corea, die later weer bij Davis ging spelen.
Ook Herbie Hancock citeert Evans als invloed, maar zal op zijn beurt ook weer zeer invloedrijk zijn met zijn (soms) erg toegankelijk materiaal. Maar eerst zou Hancock nog spelen in dat tweede great quintet. Ook tenorsaxofonist Wayne Shorter maakte deel uit van dat kwintet - hij kwam van Art Blakey's Jazz Messengers, wat ook al heel wat wil zeggen - en vormde later Weather Report met Joe Zawinul, na hun (tweede) periode samen bij Davis.
Op gebied van gitaristen wist Davis ze ook te kiezen in zijn elektrische periode. Het begon met John McLaughlin, de Engelsman die aan de basis lag van het Mahavishnu Orchestra - daar mengde hij oosterse invloeden in wel erg virtuoze en niet altijd even verteerbare fusion. Zijn samenwerking met Al Di Meola en Paco de Lucia (als Guitar Trio) is dan wel weer vrij licht luistervoer. John Scofield - die later bij Davis kwam - schurkt wat vaker tegen de rock aan, en zijn versie van I Don't Need No Doctor, met John Mayer, was zelfs een bescheiden hit.
Poppier zal het niet worden, denkt u dan, maar bassist Marcus Miller schopte het zelfs tot bij Luther Vandross. Jaja, die van Endless Love, met Mariah Carey. Dan verging het Darryl Jones iets beter, die bast al dik vijftien jaar bij de Stones ondertussen. Toch lezen we ook op zijn cv tournees met Cher en Madonna. Wij vermoeden dat Cher gemakkelijker is om voor te werken dan Miles Davis. Davis' laatste officiële plaat, tot slot, was een samenwerking met Quincy Jones, de man die ook Michael Jacksons 'Thriller' producete. Hij overtuigde Davis ervan om nog één keer terug te grijpen naar die vroegere platen, waar het allemaal begon.
Het leuke aan jazz en aan onvoorspelbare en vaak veeleisende karakters als Miles Davis is dat je altijd nog wel wat verder kan graven. Op een live-opname uit de jaren tachtig treffen we zelfs Robben Ford aan, die u binnenkort in de Spirit of 66 kan gaan beluisteren. Je vraagt je zelfs af: zijn er grote namen die nièt met Miles gespeeld hebben? Eentje kunnen we u alvast meegeven: Wynton Marsalis. Die verweet Davis dat hij geen jazz maar rock maakte - is dat in fusion niet gewoon een kwestie van semantiek? - en volgens Davis' autobiografie legde hij in '86 een concert stil om Marsalis van het podium te sommeren toen die daar onaangekondigd en ongevraagd bleek te staan. Good times. Of mogen we zeggen: rock-'n-roll?