Long Distance Calling - 'Ghost'
Wanneer we aan postrockbands denken, dan schieten ons meteen een rits bands uit diverse landen (niet in het minst uit ons eigen Belgenlandje) te binnen. Onze Oosterburen lijken niet mee te tellen. En toch kent daar eentje serieus wat succes over de eigen landsgrenzen heen. Long Distance Calling uit Münster werd opgericht in 2006 en heeft ondertussen zeven full albums, twee ep's en een machtig live album ('Stummfilm' uit 2019) op de teller.
Zoals eigen aan het genre wordt er regelmatig geëxperimenteerd. Zo gaven ze op 'Trips' (2016) een microfoon aan een zekere Peter Carlsen, maar hebben ze dit sindsdien - tot grote opluchting van de fans - niet meer herhaald. Tja, soms heb je simpelweg geen nood aan een zanger en dat is bij Long Distance Calling het geval. Het muzikale pallet is op zich al zo rijk dat een stem geen meerwaarde biedt, zelfs stoort. Het viertal heeft genoeg aan de typische postrockkenmerken om te blijven boeien.
Je kent die elementen wel: prachtige soundscapes, rustige ingetogen momenten die voorafgaan aan epische uitbarstingen, gewoonlijk vrij donker van sfeer en vanzelfsprekend vrij lange nummers. Wat kan je daar uiteindelijk nog aan toevoegen? Hoe kan je dit steeds opnieuw boeiend houden? Met de opvolger 'How Do We Want To Live?' uit 2020 gaf de band meteen het antwoord: ondanks het geladen thema hoeft de muziek niet steeds zwaarmoedig te zijn en kan het slim inzetten van elektronica een meerwaarde bieden. Opnieuw een voltreffer. Eentje die ook live, na het sublieme 'Stummfilm'-concept, brokken zou maken. Tot ...
En zo hadden Jan (b), Janosch (d), David (g) en Florian (g) plots tijd om handen en heel wat nieuwe ideeën. Van de nood een deugd maken bleek de beste oplossing. Met als resultaat de jam-ep 'Ghost'.
In het verlengde van het laatste full album experimenteren de heren opnieuw met een combinatie van traditionele instrumenten en strategisch ingezette elektronische toetsen. De korte opener Dullahan zou zo de begintune van een freaky tv-serie als 'American Horror Story' kunnen zijn. Old Love gaat van start als een softrockballade, waarbij je enkel nog wacht op de stem van Lou Gramm (I Wanna Know What Love Is, iemand?), om dan halfweg geleidelijk aan die postrockfeel te krijgen en naar het einde toe het "soft" juk van zich af te werpen. We zijn vertrokken, denk je dan, maar Black Shuck schakelt opnieuw terug en opent ook heel ingetogen. Tot een donkere basriff inzet en het geluid alsmaar grootser wordt. De open gitaarpartijen zijn onmiskenbaar LDC en zijn telkens weer om van te smullen.
Seance kan je dan het meesterwerk van dit album noemen. Steeds meer evolueren deze prachtmuzikanten in de richting van een moderne Pink Floyd meets Kraftwerk. Voor het eerst gaat een nummer ook over de acht minuten en het is elke seconde intens genieten van de sferen en geluiden. Fever zou je dan spijtig genoeg zowat negeren, zo geplet tussen twee krachttoeren, maar ga niet aan dit zalig ontspannen rustmoment voorbij. Het is namelijk bijna vijf minuten heerlijk chillen. Afsluiter Negative Is The New Positive is de donkerste track op deze ep, misschien de enige die je echt onder postrock kan plaatsen. Een diepe basbeat, galmende gitaren, een compact geluid, ... tot het middenstuk een pulserende (heart)beat laat horen, gevolgd door een achterwaarts afgespeeld stemfragment (hadden we nu maar een platenspeler) en dan een slot dat terug het zwaardere geluid van eerder weer bovenhaalt.
LDC laat geen negatief geluid horen, grossiert niet in doemdenken, maar zorgt eerder voor een positief geladen sfeer. Iets wat in deze tijden meer dan welkom is.