Leeg

Achtergrond

Hoe ging de nacht nu ook alweer... Was er muziek? Drank? Wellicht allebei. En wilde plannen op weg naar pseudotropische locaties in het kloppende hart van de stad, mijn stad, kloppend met mensen als bloed...

Leeg



Na een fietstocht, een helse veldslag tegen de avondzon van een uur of veertig minuten, kwam ik aan in mijn lege, nieuwe woonst, badend in het zweet van alles wat nog komen moet. En hoe ik ook bleef proberen om de kamers van het appartement gevuld te zien met een nieuw begin: het voelde nog lang niet als thuiskomen.

De oorverdovende leegte perste me het appartement uit en het feestgedruis in. Ik was gebrand op iets, alles, datgene waar Jack, Hunter, Charles en de anderen over - of voor - schreven: verlossing. Maar ik had geen flauw idee waar te beginnen.

Deze dagen en vooral nachten staat Gent in brand: overal toeren te beleven, mensen te ontmoeten, muziek te horen. Doelloos dolen dus, van mijn Begijnhofbuurt via de Burgstraat naar het centrum, terwijl het besef binnensijpelt dat dit nu mijn stad is. Mijn stad en mijn Feesten. Mijn aanzwellende massa met elke stap verder van huis.

Op de Groentenmarkt scandeerde een vijfkoppig afrobeat-ensemble iets wat mij als "Afrikaans yeah Afrikaans whoa" klonk, tot een joelende ambulance de muziek verdrong en me deed afvragen of er weer een hotdogkraam het luchtruim had gekozen. Er is zoveel dat kan mislopen waar drank de nacht voortstuwt.

Zonder reden begaf ik me naar het Duvel Droomschip, als vanouds de plaats bij uitstek om ongegeneerd dronken te zijn. Er was weinig om mij nu - nuchter - te boeien. Een zekere melancholie besloop mij: het vertrouwde gevoel van niet op mijn plaats te zijn, uitgebrand, verloren. Vage kennissen als spoken van vrienden die achterbleven na jaren van persoonlijke heruitvinding groetten me, en puur voor de vorm groette ik hen terug.

De lucht rondom mij zwanger van mijn drang naar de toekomst (of mijn angst voor de toekomst?), verliet ik het foute hits-kotsende schip. Als de eenzaamheid me hier niet te veel wordt, waar dan wel?

Het Baudelopark, waar ik op de mensenmassa heendreef in een waas van bier en rook, bood ook al geen soelaas. Op de speeltuin zag ik hoe zatlappen elkaar het zand in lanceerden op schommels die overdag voor kinderen bestemd zijn, terwijl in de verte ergens een vaag herkenbare flard eighties het park vulde. Ergens vond ik hier eindelijk een soort foute voldoening in, en met nieuwe moed spoedde ik me naar de menselijke schuifpuzzel die de Vlasmarkt op de nacht voor 's lands verjaardag is, om daar mezelf te verliezen, tot alles op was, leeg was.

Hoe oud de nacht was toen ik met de sleutel de deur van mijn lege, nieuwe woonst openduwde, wist ik niet. En het kon me ook weinig schelen. Maar buiten, door de grote ruiten van de woonkamer, ontwaarde ik een donkerblauwe lucht die er niet om loog. En luidop vroeg ik de stervende nacht waar de zon hier opkomt boven mijn Gent.

22 juli 2009
Evert Peirens