#Jaarverslag1984 (2) – Over het kerstdrama van 1983 en coole blazers

#Jaarverslag1984 (2) – Over het kerstdrama van 1983 en coole blazers

1984 was niet zomaar een jaar voor (mg). Hij koos telkens een paar nummers uit de platen die hij dat jaar heeft gekocht, en die hij de afgelopen veertig jaar is blijven beluisteren en koesteren. Het is dus een jaar dat hem voor een deel heeft gevormd op muzikaal vlak. En u mag meekijken in zijn verleden hoe dat eraan toe ging.

1984 was het jaar waarin ik definitief toetrad tot het zogeheten "platenkopende publiek". Vóór de Grote Dag waarop ik Voor Het Eerst met mijn Geduldig Bij Elkaar Gespaarde Zakgeld naar een platenwinkel in het provinciestadje M. holde, was ik altijd afhankelijk geweest van gulle schenkers in de familie. Die wisten me op verjaar- en feestdagen keer op keer te "verrassen" met een nieuwe langspeelplaat. Dat ik titel en uitvoerder een paar weken of zelfs maanden eerder al had neergekrabbeld op een papiertje (dat ik vervolgens "achteloos" liet rondslingeren) maakte het natuurlijk geen echte verrassing meer. Dat woog echter niet op tegen het moment dat ik het kleinood eindelijk met trillende vingers kon verlossen uit het geschenkpapier, met mijn vingertoppen voorzichtig de hoes aaide en de geur van vers vinyl en bedrukt karton opsnoof.

Het "systeem" werkte lange tijd perfect. Tot het Kerstdrama van 1983. In de zomer van dat jaar had ik mijn oog en oor laten vallen op Blue Monday, de legendarische maxisingle van New Order met de zo mogelijk nog legendarischere floppy disc-hoes. De gebruikelijke procedure werd uitzonderlijk vroeg opgestart, want vrienden uit de buurt hadden me ervoor gewaarschuwd dat het zéér moeilijk zou worden om een exemplaar te vinden. Het "achteloos rondslingerende papiertje" kwam dan ook in september al via een gezinslid bij de gulle schenker terecht, waarna de queeste naar de "graal van het jaar" én Het Grote Uitkijken konden beginnen.

Ik heb lang in de overtuiging geleefd dat deze niet nader genoemde bloedverwant het hele land – of toch minstens alle muziekzaken van de provincies Antwerpen en (toen nog) Brabant - afschuimde om de gevraagde plaat op te snorren. In werkelijkheid beperkte de zoektocht zich tot één marktkraam, dat gespecialiseerd was in schlagermuziek en slechts één bak had (in een verloren hoekje) met wat "populaire buitenlandse muziek". Uiteraard zat Blue Monday daar niet tussen, maar wél iets dat er volgens de goedbedoelende verkoper enorm hard op leek en véél goedkoper was.

Op Kerstdag 1983 bleek het systeem dus toch niet zo feilloos te zijn. Ik had al onraad kunnen en moéten ruiken toen ik vóór het koninginnenhapje een vluchtige blik op het tafeltje met de kerstboom wierp, en niet meteen een cadeau zag liggen met het formaat van een langspeelplaat of een maxisingle. “Ach, misschien bestaat er ook wel een gewone single van,” suste ik mezelf nog, want ik wilde mijn droom om bij de eerstvolgende samenkomst met de jongens uit de buurt iedereen met verstomming te slaan niet zomaar opgeven.

Officieel heette het dat mijn asgrauwe gelaatskleur na het pakjesmoment een gevolg was van mijn overmatige champignonconsumptie tijdens het feestmaal. Ingewijden, zoals het gezinslid dat het "achteloos rondslingerende papiertje" had doorgespeeld aan de gulle schenker, wisten wel beter. Het singletje, dat ik met bevende en zweterige handen uit het cadeaupapier rukte, leek niet zomaar "enorm hard" op Blue Monday, het was gewoon jatwerk van het zuiverste water. Met Love Action van de Amerikaanse drag queen Divine kon ik dan ook onmogelijk mijn vrienden onder ogen komen, want de videoclip bij dat nummer had een paar weken eerder al zowel onze afkeuring als een collectieve lachbui uitgelokt. Oordeelt u zelf maar:

Om nog wat meer zout in de wonde te strooien bleek dat één van mijn vrienden (uitgerekend hij die me had bezworen dat de maxi zo goed als onvindbaar was) de échte Blue Monday had gekocht in M.. Het was alsof ik letterlijk getroffen werd door de donder en bliksem uit B-kant The Beach. Ik startte thuis meteen een soort charmeoffensief, om van mijn ouders de toestemming te krijgen om ook een keer, na school, naar die platenzaak te mogen gaan. Afwassen en stofzuigen voegde ik spontaan toe aan mijn takenpakket, de kleine beetjes zakgeld, die ik kreeg toegestopt, stonden me na een tijdje toe meer dan alleen een kijkje te nemen in Fonoplaten Center.

Wat New Order betreft, volgde er later nog een herkansing, maar mijn eerste muzikale crush van 1984 was The Style Council. Mijn liefde voor muziek was duidelijk aan het ontluiken, maar de kennis was er – even duidelijk – nog niet. Ik had er dus ook totaal geen benul van wie die twee rare snuiters waren, die in de clip van My Ever Changing Moods in koerstenue door een of andere dreef fietsten en ondertussen de tekst van het aanstekelijke deuntje lipten. Het was me zelfs niet duidelijk wie van de twee nu eigenlijk de leadzanger was. Ik gokte op de grootste van de twee, die met zijn Raleigh-truitje en zijn sympathieke oogopslag. Wist ik veel dat die andere Paul Weller was, die niet zo lang daarvoor The Jam had ontbonden om met een nieuwe groep te beginnen.

In 1984 verliep platen kopen nog helemaal anders dan nu, in die zin dat je niet meteen na het horen van een leuk nummer (of het zien van een coole clip) een spurtje trok richting de dichtstbijzijnde platenwinkel. Nee, je wachtte eerst tot er een tweede en eventueel derde single kwam, alvorens de aankoop van een elpee alleen maar te overwegen. Het zou dan ook duren tot de late herfst van ’84 vooraleer ik het aandurfde om ‘Café Bleu’ in huis te halen, toen My Ever Changing Moods al was opgevolgd door You’re The Best Thing én Shout To The Top (al zou dit laatste pas verschijnen op ‘Our Favourite Shop’ uit ’85).

Om echt helemaal overtuigd te zijn dat ik geen kat in een zak kocht, ging ik ‘Café Bleu’ eerst zelfs een keer of drie integraal beluisteren in Fonoplaten Center, terwijl de verkoper geduldig stond te wachten op mijn beslissing. Dat My Ever Changing Moods er "slechts" in een sobere, veel minder aanstekelijke pianoversie opstond, was een beetje een tegenvaller. Daar stond evenwel tegenover dat het voor de rest een opvallend gevarieerde, frisse plaat was met niet alleen veel jazz- en soulinvloeden, maar ook enkele sprankelende popsongs die ik nog altijd met veel plezier door de speakers jagen. 

Ik speelde toen nog in de fanfare, en misschien verklaarde dat mijn – tijdelijke - voorliefde voor platen met veel toeters. Hoewel ik het nooit echt graag deed (ik schopte het ook nooit verder dan ‘tweede bugel’, en zelfs dat was nog boven mijn niveau), vond ik die trompetten, saxofoons en andere blazers echt wel cool. In diezelfde periode verscheen ook nog ‘Body And Soul’ van Joe Jackson, met het nog steeds onverwoestbare You Can’t Get What You Want (Till You Know What You Want), en die plaat speelde ik aanvankelijk nog vaker dan dat langspeeldebuut van The Style Council. ‘Body And Soul ademde ook een echt livegevoel uit, en ik zag het – in mijn gedachten -  zo vóór me dat Jackson en zijn muzikanten de plaat 's nachts hadden opgenomen in de zaal waar wij wekelijks repeteerden met de fanfare.

Maar terwijl ik bij Jackson lange tijd niet verder raakte dan ‘Body And Soul’ (en voorloper ‘Night And Day’), werd ‘Café Bleu’ wel de eerste plaat van een uitgebreide Paul Weller-collectie, met ‘zowat alles’ uit zijn The Jam-, The Style Council- en solojaren. Veertig jaar nadat ik de plaat kocht, is Weller ook de artiest die ik het vaakst live aan het werk heb gezien. De eerste keer zou trouwens niet lang op zich laten wachten, want het jaar daarop – toen ‘Café Bleu’ met ‘Our Favourite Shop’ een broertje had gekregen – stond The Style Council op Rock Torhout/Werchter.

25 december 2024
Marc Goossens