#HetHeiligeJaar2001 - Bob Dylan - 'Love And Theft'

#HetHeiligeJaar2001 - Bob Dylan - 'Love And Theft'

11 september 2001 was een zwarte dag in de Amerikaanse geschiedenis. Het hele land werd opgeschrikt door brute terreuraanslagen, beelden van George W. Bush die effectief een boek las (al ging het nog om kinderwerk 'The Little Goat') en de nakende release van Mariah Careys misdaad tegen de mensheid 'Glitter'. Toch kwam er ook een muzikaal lichtpunt uit onverwachte hoek. Wie had kunnen verhopen dat net notoire brompot Bob Dylan op deze verguisde dag één van zijn beste en meest zonnige albums zou uitbrengen?

 

Dat 'Love And Theft' (de meester zelf gebruikte aanhalingstekens) zo’n indruk zou maken, was vooraf nochtans geen vanzelfsprekendheid. In 1997 had "nonkel Bwab" een ijzersterke comeback gemaakt met het door Daniel Lanois geproduceerde 'Time Out Of Mind', maar dat gold ook voor 'Oh Mercy' (1989). En de opvolger daarvan, 'Under The Red Sky' (1990), bevindt zich in onze Dylan-ranking ergens ter hoogte van 'Self Portrait' of - godbetert - 'Christmas In The Heart'. Deze keer wist Dylan het momentum echter wel te behouden, en de cerebrale, nachtelijke pracht van 'Time Out Of Mind' te pareren met een opvolger die op zowat alle vlakken zijn tegenpool is: eclectisch, lichtvoetig en eeuwig vertoevend in het rijk van de zon. Of zoals Bob ons plagerig toevertrouwt: "Summer days and the summer nights are gone / I know a place where there’s still somethin’ going on."

En wat is er veel gaande op deze plaat. Nu Dylan onder zijn alias Jack Frost zelf achter de knoppen stond (zij het dat Chris Shaw officieel producer was), werd het sfeervolle doch ietwat eenvormige geluid van Lanois’ productie ingeruild voor een franjeloze aanpak, waarbij spelplezier en de nummers zelf centraal staan. Die songs staan immers - ook twintig jaar later – als een huis. En wel een huis met vele kamers. Een jazzy ballade als Moonlight gaat over in de bluesstomper Cry A While, de stuiterende rockabilly Summer Days staat broederlijk naast lieflijke folk als Po’ Boy. En wat te denken van het epische popnummer Mississippi, een klassieker die zich moeiteloos kan meten met driekwart van 'Blonde On Blonde'? Reeds jarenlang fantaseren wij erover de gelijknamige staat eens een bezoekje te brengen, opdat we eindelijk kunnen beamen: "Only one thing I did wrong / Stayed in Mississippi a day too long."

Met dit album bevestigde Dylan niet alleen de definitieve "Bwabaissance" van 'Time Out Of Mind', hij zette hiermee ook de blauwdruk neer voor zijn muzikale traject in de eenentwintigste eeuw. Meer dan ooit lijkt Dylan zich immers te richten op "the great American songbook". De genres waarin hij zich de voorbije twintig jaar begaf – denk maar aan het ironisch getitelde 'Modern Times' of de recentere trilogie met Sinatra-covers – behoren immers stuk voor stuk tot een verleden soms ouder dan Dylan zelf. Ze maken deel uit van het Amerikaans patrimonium en het is precies dat patrimonium waarvan Dylan zich sinds 'Love And Theft' opwerpt als chroniqueur, verdediger en speelse criticaster. De albumtitel is dan ook niet lukraak gekozen. Dylan ontleende (vandaar de dubbele aanhalingstekens) de term aan historicus Eric Lotts boek over "blackface minstrelsy", een weinig fraai aspect van de Amerikaanse populaire cultuur.

De zanger is immers een liefdevolle dief, die niet noodzakelijk al zijn bronnen erkent. Zijn visie op auteurschap berust steevast op de folktraditie, waarbinnen hele frases en akkoordenschema’s zonder problemen aan een ander ontleend konden worden. Ook op 'Love And Theft' is niet elke riff of arrangement geheel zonder inspiratiebron, maar het is vooral op tekstueel vlak dat hij hier een ware postmoderne puzzel legt. Intertekstuele spelletjes zijn altijd eigen geweest aan 's mans werk. Zie bijvoorbeeld Christopher Ricks onderhoudende bloemlezing 'Dylan’s Visions Of Sin'. Maar op 'Love And Theft' gaat de zanger nog een stuk verder dan de intellectuele namedropping van 'Highway 61 Revisited' – hoewel prachtig herhaald op de apocalyptische americanaparel High Water (For Charlie Patton) – of de subtiele Bijbelstudie 'John Wesley Harding'. Doorheen de plaat, maar vooral op het heerlijke niemendalletje Floater, herneemt Dylan hele en halve zinnen uit de quasi-onbekende roman 'Confessions Of A Yakuza' van Junichi Saga. Saga was vereerd met de recyclage, critici noemden het onbeschaamd plagiaat.

Die controverse zou zich herhalen met opvolger 'Modern Times', waar Dylan de vergeten negentiendeëeuwse dichter Henry Timrods werk plunderde. Laconiek wees hij de goegemeente erop dat het heus niet zo simpel was Timrods werk in songteksten te doen passen. Liefde en diefstal blijven dan ook al Dylans recente werk kleuren; zelfs zijn "autobiografie" 'Chronicles' bevat stiekem passages van 'A La Recherche Du Temps Perdu' tot beschrijvingen uit een reisbrochure toe. De knorrige opa lijkt er oneindig plezier in te hebben ons allemaal in de luren te leggen, tot het punt dat zijn Nobelprijsspeech vrolijk de synopsis van 'Moby Dick' aan een website voor scholieren ontleent.

Of je nu vindt dat al die intertekstuele spielerei van Dylan een ordinaire tekstendief dan wel postmodernistische primus inter pares maakt, ook twintig jaar na datum weet 'Love And Theft' als album nog moeiteloos te overtuigen. Op de broeierige, mysterieuze afsluiter Sugar Baby mijmert de zanger: "Some of these bootleggers, they make pretty good stuff." Het is een zin die zo zou kunnen slaan op zijn eigen "ge-bootleg" op dit album, van de Amerikaanse muziektraditie tot obscure Japanse auteurs toe. Santé.

1 maart 2021
Remo Verdickt