#God(deloos) - Moby - Natural Blues / Vera Hall - Trouble So Hard
De hoogste, die van hierboven, de man met de witte baard, ... Noem hem hoe je zelf maar wil. Geloof erin of niet. Maak ervan wat je wil. Deze week laten we enkele stemmen horen die er een eigen mening over hebben.
U mag denken wat u wil over Moby, maar wij zijn nog steeds fan van ‘Play’, de plaat waarmee hij zowat een kwarteeuw geleden wereldwijd doorbrak. Voorganger ‘Animal Rights’ (1996), het eerbetoon aan de hardcore en punk uit zijn tienerjaren, was door de critici nochtans compleet afgekraakt. De plaat werd ook een commerciële flop, waarna Elektra, het label dat zijn albums uitbracht in de VS, hem zonder schroom op straat zette. (Gek genoeg scoorde hij met That's When I Reach for My Revolver, een Mission of Burma-cover, wel een bescheiden hit in ons land.)
Dat ‘Play’ een tijdje op zich liet wachten, kwam doordat Moby – die deze plaat zag als een laatste kans om zijn carrière te redden – lange tijd niet echt tevreden was met het resultaat. Het album werd dan ook een aantal keer opnieuw gemixt, de tracklist geregeld door elkaar gegooid. Na de release, in mei ’99, leek ‘Play’ een nog grotere flop te worden dan ‘Animal Rights’, want radio- en tv-stations, de geschreven pers en zelfs een deel van de fans waren niet langer geïnteresseerd in zijn werk.
Moby en management pasten dan maar een oude kunstgreep toe: wie wilde, mocht de muziek (aan een spotprijsje) gebruiken in commercials, films of tv-series. Het had in ’95 al gewerkt met God Moving Over The Face Of The Waters van ‘Everything Is Wrong’ en het werkte ook nu: plots gingen heel wat mensen op zoek naar die plaat waar dat ene liedje op stond uit deze of gene reclamespot of serie. Met een half jaar vertraging bestormde ‘Play’ de hitlijsten, en ondertussen moet het zowat één van de best verkochte elektronische albums aller tijden zijn.
Hoewel hijzelf het meest tevreden is over de instrumentale nummers, dankt ‘Play’ het succes vooral aan liedjes als Honey, Find My Baby en deze Natural Blues, waarvoor hij gebruik maakte van oude samples. Die werden geplukt van ‘Sounds Of The South: A Musical Journey From The Georgia Sea Islands To The Mississippi Delta’, een verzameling field recordings, die etnomusicoloog John Lomax in de jaren dertig vergaarde in het zuidoosten van de States, in opdracht van de Library Of Congress.
De intrigerende stem op Natural Blues is die van Adele Hall Ward, beter bekend als Vera Hall. Zij werd in 1902 geboren in Livingston, Alabama, als dochter van een gewezen slavin en een boer. Hall trouwde op haar vijftiende en was al moeder en weduwe (nadat haar man, een mijnwerker, werd doodgeschoten) voor ze twintig werd. Haar ouders leerden haar de liedjes, die al generaties lang mondeling werden doorgegeven en gezongen in de Afro-Amerikaanse gemeenschap, maar ze maakte ook eigen liedjes.
Zoals Johns zoon Alan Lomax na de Tweede wereldoorlog en Moby nog eens een dikke halve eeuw later, werd John Lomax eind jaren dertig op slag verliefd op haar stem. Volgens hem had ze zelfs de mooiste stem die hij ooit had opgenomen. Hall zou tijdens zijn bezoeken een dertigtal liedjes inzingen - sommige solo, andere met haar neef Dock Reed en Jesse Allison, een vriendin. Lomax verzamelde zo een pak volksmuziek: worksongs, bluesliedjes, wiegeliedjes, maar ook spirituals zoals Trouble So Hard.
“Ooh Lordy, troubles so hard / Ooh Lordy, troubles so hard / Don't nobody know my troubles but God / Don't nobody know my troubles but God.”
Het lied gaat niet zozeer over de onvoorspelbaarheid van het leven en het vele leed (en het kleine beetje vreugde) dat daarmee samenhangt, maar vooral over de troost die ondanks alles wordt gevonden in het geloof. Het herhalen van de tekstregels in het refrein benadrukt die onverbrekelijke band met het opperwezen, terwijl de authentieke, ongepolijste stem de oprechtheid en de geloofwaardigheid van het lied extra in de verf zetten. Moby werd getroffen door de treurige, haast spookachtige sfeer van de opname, en bouwde er "zijn" Natural Blues rond.
Hoewel Vera Hall nooit een professionele zangcarrière beoogde, zou ze ook later nog liedjes opnemen voor Alan Lomax en voor andere culturele instellingen die volksmuziek bewaren voor de eeuwigheid. Ze overleed in 1964, vijfendertig jaar dus voor haar naamgenoot Richard Melville Hall furore zou maken met haar bekendste creatie. In 2005 werd ze opgenomen in de Alabama’s Women Hall Of Fame.