De Muziekindustrie ontmaskerd

Achtergrond

De MIA's zijn uitgereikt. Iedereen heeft het gehoord op de radio of in het journaal, maar weinig échte muziekliefhebbers hebben er hun vrijdagavond voor opgegeven. Behalve ik. Ik heb me vrijdagavond afgevraagd wie nu eigenlijk precies "de muziekindustrie" is.

De Muziekindustrie ontmaskerd



Waarschijnlijk  is het een man. Ik zie hem zo voor me: sigaar in de hand met een stapel toegestuurde cd's op het tafelblad. Overdag sloft hij rond, tekent papieren, schudt handen, pleegt telefoontjes, rookt sigaren en kent iedereen. Hij heet Mark, want alle topmanagers van Mark Coenen tot Mark Vertonghen heten zo. Niemand kent zijn familienaam en dat hoeft ook niet, want hij ís de muziekindustrie. Zijn zinnen doen mensen knikken en in solsleutels ziet hij dollartekens die hij netjes wegmoffelt in de binnenzak van zijn lederen jasje.

Het gaat goed met zijn bedrijf. Net nog werd er een nieuwe parking aangelegd en werden moderne, rode stoelen aan de ingang gezet. De prijs van een blikje cola in de automaat is er vanaf nu € 1,50 en zijn bureau is op het tweede verdiep, einde van de gang rechts. Vrijdagavond was Mark er niet. Het was het grote personeelsfeest in Brussel met uitreiking van enkele awards. Voor de gelegenheid had hij nog wat vrienden uitgenodigd waaronder Jan Verheyen en dat koppel van Dell' Anno waar hij vorige week zo lekker gegeten had. Kaartjes uitdelen, handjes schudden, sigaartjes laten bungelen.

De uitslag kende hij al en deze keer had hij, met de solsleutels in het achterhoofd, de juiste prijsbeesten uitgekozen. Daan Stuyven, die jongen van het derde die altijd in kostuum komt werken, werd de held van de avond en die andere triomfator, Absynthe Minded, had hij nog net op tijd opgebeld om te zeggen dat ze zich ook maar beter in een opvallend kostuum konden steken, want dat ze anders niet in de show zouden passen. Zanger Bert Ostyn had nog gevraagd of ze die kledij achteraf terugbetaalden, waarop Mark zei dat dat geen optie was en dat ze in geval van nood maar bij de jongens van A Brand moesten gaan lenen, waarna hij ophing.

Bert toch, arme stakker. Laatst praatte ik nog met hem over zijn nieuwe album op het terras van zijn rommelige thuis. Hij was net terug van de Aldi met drie zakken voedsel en hobbelde het deurgat binnen in zijn jeans en met een dikke jas, kap over het hoofd. Nu stond hij daar op het podium. Zijn ziel verfrommeld in witte stof met achter hem de rest van de band, als witte engelen nedergedaald uit de hemel op deze kerststal van de muziekindustrie. Hoe moet zo iemand zich eigenlijk voelen in een zaal waar de applausmeester de appreciatie bepaalt?

Maar goed, het personeelsfeest was dus wel degelijk een schot in de roos. Goede werknemers werden in de chrysanten gezet, beschonken mensen kirden van plezier bij zoveel muzikale opwinding en naar het schijnt konden de diehards in de toiletten ook lijntjes cacao snuiven.

Nieuwsgierig als ik ben (en omdat het ook wel dringend was) passeerde ik na de show even langs deze toiletten. Ik ging rustig zitten en nog geen vijf minuten later kwamen er twee mannen binnen. De ene zei: "Zeg, Mark, vond ge dat artwork van Daan nu echt beter dan ons cd-boekske, waar we zo lang aan gewerkt hebben?". Het was de West-Vlaamse drummer van Tomàn die voor hun conceptplaat over wolven een bijzonder originele, zelfgetekende strip bij de muziek bedacht hadden, maar daarmee de award voor "Beste Artwork" niet konden binnenrijven. "Daan heeft de prijs gewonnen omdat niet alleen zijn muziek, maar ook zijn kop die zes keer op de hoes staat, verkoopt.", antwoordde Mark.

Ik haalde me de plaat van Daan voor de geest en dacht aan de bedwelmende blik van de man, gekneld tussen stoppelbaard en sigaret. "Ge moogt trouwens blij zijn dat ge genomineerd werd in de categorie "Beste Artwork". Als ge écht groot wil worden, zoudt ge beter eerst eens commerce leren doen in plaats van te denken dat ge met uw strip 't warm water hebt uitgevonden", ging hij verder. Ik zag hem in gedachten zijn sigaar doven en voor de spiegel zijn haar in de plooi leggen. "Maar man, net zoals jouw naam is ook onze groepsnaam een munteenheid. Nomen est toch omen? We proberen toch commercieel te zijn?", repliceerde de drummer. Het was even stil. Toen zei de sigaar: "Kijk, het doet er niet toe wat jullie naam betekent, noch wie nu precies het beste artwork heeft gemaakt. Als de mensen maar lachen en het bier maar vloeit." Het urinoir werd doorgespoeld en de deur sloeg dicht.

Het was terug stil. Ik stond op en verliet de ruimte. Bij de deur stond de eenzame muzikant. Hij knikte en ik deed hetzelfde en reed toen huiswaarts. De massa kiest voor gezichten, de muziekindustrie voor solsleutels en ik? Ik koos ervoor alles te aanvaarden: Bert Ostyn in cadeauverpakking, het winnende artwork van Daan dat verdacht goed geleek op de hoes van Vlaamse schlagerzanger Christof en de dollartekens op elke notenbalk. Mamma Mia.

13 januari 2010
Mattias Devriendt