Can - The Lost Tapes

Achtergrond

Voor Can-fans en krautgeeks zijn 'The Lost Tapes' misschien wel de spannendste release sinds in 1981. Toen verscheen, als een uit het oog verloren bastaardzoon, 'Delay 1968', een album dat nog voor het officiële debuut 'Monster Movie' (1969) werd opgenomen, maar nooit een platenfirma vond die zich erover wilde ontfermen. Blijkt nu dat de ultra-vooruitstrevende Duitsers vruchtbaarder waren dan men tot nog toe dacht, want uit tientallen uren tapes wist hoofdman Irmin Schmidt nog drie schijven muziek te puren. Muziek die varieert van heel sterk tot best interessant.

Can - The Lost Tapes



Het was eigenlijk wel te voorzien. In zijn hoogdagen (zowat de hele jaren zeventig) bekwaamde Can zich in een heel eigen soort rock die, als geen ander, minimalisme mengde met jazz en een goeie portie funkiness. Het leek wel of elk minuscuul idee de directe aanleiding kon vormen voor een stuk van gemakkelijk zeventien minuten (You Doo RightHalleluhwah, Bel Air,… ). De chemie tussen de vier bijzonder pientere kernmuzikanten had hopen van die ideetjes en dus massa's muziek als positieve bijwerking. En te zeggen dat het Can vaak te doen was om de sfeer van de creatie, niet zozeer om het ineenpuzzelen van een meesterwerk. 

Op albums als 'Tago Mago' en 'Future Days' was de sound van Can er een die bijna onmiddellijk vervloog, een sound die magisch en tegelijk ongrijpbaar was en is, een sound die je van verbazing doet gapen als een idioot,  maar waar je met de beste wil van de wereld je vinger niet kan opleggen. Vergelijk het maar met 'Bitches Brew', het mythische Miles Davis-album, dat niet toevallig in hetzelfde tijdperk ontstond. Jazz en klassiek gingen hun heil zoeken in steeds vrijere, steeds extremere vormen. En dat is Can, met onder hen Stockhausen-leerling Holger Czukay, duidelijk niet ontgaan.

Instant classics en haarspeldbochten

Het aanknopingspunt met de al bekende output van de band vormen de liveversies  (Spoon en Mushroom), die Schmidt en zijn schoonzoon Jono Podmore van de vergeten opnames plukten. Het overgrote deel van 'The Lost Tapes' wordt echter opgeslokt door een wervelende mix van gerekte improvisaties, kortere experimenten, soundtrackmateriaal en meer dan een gepolijste parel. Neem nu opener Millionenspiel, een instant classic die zowel Tortoise als Four Tet voorafspiegelt. En als je in de andere songs Malcolm Mooney en Damo Suzuki hoort kreunen en schreeuwen, dan weet je meteen weer waar PiL de mosterd haalde.

Door hun duizelingwekkende variatie blijven 'The Lost Tapes' intrigeren tot het einde. En terwijl de horrorsound van When The Darkness Comes en de toiletgeluiden van The Agreement best aardig zijn, zijn het vooral de spontane jams en de uitgekiende composities die zich in je enkels vastbijten. Zo is er het centrale stuk van de eerste disc, Graublau, dat zestien minuten lang de ene haarspeldbocht na de andere neemt. En ook Dead Pigeon Suite, de filmmuziek bij Samuel Fullers 'Dead Pigeon On Beethoven Street' (1973). Het meerledige stuk lijkt geworteld in de vroege pastorale Britse prog, maar slaagt er uiteindelijk in om met hulp van Suzuki vooruit te lopen op de postpunk. 

Verder is er nog musique concrète (Evening All Day), Beefheart-blues (Midnight Sky) en snedige Starchy en Hutch-funk (Barnacles), paddotechno (Messer, Scissors, Fork And Light) en een duivelse tegenhanger van Sexy Sadie (Deadly Doris). Dat alles - in combinatie met het messcherpe werk van Irmin Schmidt en Michael Karoli, de bas en tape-effecten van Holger Czukay en de ronduit geniale grooves van drummer Jaki Liebezeit - maakt 'The Lost Tapes' tot de meest uitdagende box die je dit jaar in huis halen kan. Kan? Moet!

19 juli 2012
Fabian Desmicht