#BobEzrin - Lou Reed - Oh Jim (1973)
Eén van de meest succesvolle producers van de jaren zeventig, de canadees Robert Alan Ezrin aka Bob Ezrin, krijgt deze week van ons alle aandacht.
Nadat Lou Reed in 1972 in de hoogste regionen bereikte met de lp 'Transformer' en de single Walk On The Wild Side in een regie van vriend en kompaan David Bowie, verraste hij met de ambitieuze en gedurfde conceptplaat 'Berlin', die oorspronkelijk, genadeloos neergesabeld werd en allesbehalve het commercieel succes was dat 'Transformer' deed verhopen.
Deze deprimerende, maar boeiende plaat resulteerde uit een samenwerking van Reed en Bob Ezrin, die nooit scherper op de rand (en erover) en gedurfder produceerde. Luisteraars waren ervan overtuigd dat het een werk was van een macaber genie of van iemand die wanhopig in een put gesukkeld was. De songs op 'Berlin' waren dan ook een soort van los verhaal over een gedoemde relatie tussen twee chemisch aangevuurde bohémiens, een Spartaans aandoende productie die arrangementsgewijs toch behoorlijk vet aangezet werd met toetsen, blazers, strijkers en zo meer van de allerbeste sessiemuzikanten (Jack Bruce, Steve Winwood, Aynsley Dunbar, Tony Levin, Dick Wagner Steve Howe en Rick Wakeman), die Reeds verhalen over de donkerste kant van het leven perfect verklankten. Gitarist Lou Reed zou op de plaat geen noot elektrische gitaar spelen. Geen gemakkelijke plaat om te beluisteren, maar het laat niemand onbewogen.
Critici zoals Stephen Davis in Rolling Stone waren helder negatief: "Reed's only excuse for this kind of performance (which isn't really performed as much as spoken and shouted over Bob Ezrin's limp production) can only be that this was his last shot at a once-promising career. Goodbye, Lou." Maar Reed was dit soort vileine schotschriften wel gewoon. Velvet Underground werd destijds ook op “gemengde” gevoelens onthaald. Rolling Stone moest die mening doorheen de jaren serieus bijstellen en inmiddels figureert 'Berlin' in de Rolling Stone-lijst van vijfhonderd beste albums aller tijden (#344 in 2003).
Bob Ezrin nam de plaat op in twaalf dagen en hij beschouwt die als van de meest intense uit zijn carrière. Hij hield er trouwens een licht posttraumatisch syndroom aan over: "I got home and started breaking things. That album just had me so taut inside." Lou Reed koesterde de plaat altijd als een heel speciale: “It's a depressing work, but so are 'A Streetcar Named Desire' and 'Hamlet'. I am very proud of it.”
Later zou de plaat nog uitmonden in een muziektheaterproductie in het St. Ann’s Warehouse in Brooklyn in 2006 en op het Sydney Festival in Australië in 2007, waar Bob Ezrin als dirigent en als co-producer fungeerde.