Bob Dylan - 'Bob Dylan 1970'

Bob Dylan - 'Bob Dylan 1970'

Wij schrijven deze recensie op een anonieme grijze dag in een eindeloze lockdown. Wat zou Bob Dylan vandaag doen? En hoe brengt hij zijn dagen in coronatijden door? Een hypothetische vraag, waarop wij wellicht nooit een antwoord zullen krijgen. Bovendien, zou dat antwoord interessant genoeg zijn om er veel aandacht aan te besteden? Misschien heeft hij de hele dag wat gelummeld, getokkeld op gitaar of iphone, lijnen getekend op canvas of baantjes getrokken in het zwembad. Who cares? Iedereen leidt zijn doodnormale leven en niet elke dag is een bruisende cocktail met kicks die de hele week nazinderen en leuke praatjes opleveren in de talkshows van Fallon of DeGeneres. Het zal bij Bob, die al heel zijn leven achterdochtig zijn private bezigheden afschermt, niet anders zijn.

Alleen duikt hij bij tijden de studio, één van zijn natuurlijke biotopen, in om er zich te amuseren en nu al vele decennia lang – wij wikken onze woorden niet – historische platen te maken. Dat heeft de wereld intussen geweten. Ook weten we intussen dat veel – om niet te zeggen allemaal – van die meesterwerken ontstaan zijn op een op zijn zachtst gezegd vrij spontane manier. "Let’s play en we zien wel waar we uitkomen", is zowat het standaardprocédé dat Dylan daar koppig bij volgt. Talent van de studiomuzikanten, humeur van de meester zelf, een ingeving van de producer, een bijdrage van een toevallige passant op een regenachtige avond in New York City, ... het komt allemaal samen in de grote smeltpot die een Dylan-opname is.

Met de jaren groeide de discografie van Dylan uit tot een immens oeuvre dat als een kathedraal de skyline van rockcity domineert. En is Bob niet de millionseller die Michael Jackson of Taylor Swift is, hij is wel een longseller die door steeds nieuwe generaties jonkies wordt ontdekt en gespeeld. Dat begreep ook Columbia, sinds jaar en dag de platenmaatschappij die al het moois dat in de studio ontstond, mocht uitbrengen. Maar er werd ook nagedacht over hoe dat boeiende “work in process” in de studio kon te gelde gemaakt worden? Daarvoor creëerde men één van de meest succesrijke formats van de laatste jaren: ‘The Bootleg Series’, een onwaarschijnlijke kijk in de studio tijdens de opnames van de nummers die de wereld veranderden. Is zijn werk een kathedraal, dan zijn de ‘Bootleg Series’ een gegidste wandeling in het schrijfkot of de muziekkamer van Dylan. Een onwaarschijnlijke schatkamer, niets meer, niets minder! Ondertussen zitten we al aan volume veertien in de serie en more is on the way, hopelijk en zo lezen we links en rechts.

Maar executives zijn niet te stoppen, als bonussen wenken. Dus kwamen er de laatste jaren in allerlei dozen verpakte live concerten aan: van de controversiële wereldtournee van 1966 werd haast elke noot, gitaarstemmingen inbegrepen, op de markt gebracht, en de Rolling Thunder Revue kreeg ook een eigen box met acht cd’s, die het bohémien-sfeertje uit die periode perfect illustreert, daarbij nog eens handig en boeiend ondersteund door de dvd ‘Rolling Thunder Revue : A Bob Dylan Story by Martin Scorsese’. Toegegeven, commercieel knap gezien en zelfs voor de niet Dylan-fan een prachtige weergave van een uniek experiment van het “life on the road” van een bende losgeslagen jonge hobo’s met een bodemloze kredietkaart.

Nu heeft men nog een andere invalshoek gevonden: een combinatie van enerzijds de vraag: “Wat deed Dylan in … ?” en anderzijds de “Work in progress”-idee achter de ‘Bootleg Series’. Dat leiden we tenminste af uit de fantasieloze maar hoogst correcte titel van het album ‘Bob Dylan 1970’. Alleen, is dat wel zo’n geslaagde combinatie? In 1970 was Dylan quasi fulltime papa. Spelend met zijn vijf kinderen in de tuin van zijn Woodstock-huis, schoot er blijkbaar niet zo verschrikkelijk veel tijd meer over voor nieuwe composities. Bovendien genoot Bob van het countrylife, dat hij leidde. En het in 1969 uitgebrachte countryalbum ‘Nashville Skyline’ bleek een commercieel succes. Voor de immer dwarse Dylan een reden om niet meteen in een opvolger te voorzien.

Als hij er zin in had, dook hij de studio in en deed hij iets wat hij altijd al gedaan had: hij zong voor het plezier als een jongen naast het kampvuur, covers van liedjes die hem op de één of andere manier raakten of hij hernam eigen werk in totaal andere, soms amper herkenbare arrangementen. Een manier die Dylan heel zijn leven heeft toegepast om bezig te blijven. “One who’s not busy being born is a busy dyin’”, had hij ooit zelf dienaangaande beweerd. De platenmaatschappij besloot dus in 1970 een ruime selectie daarvan uit te brengen op de dubbelaar ‘Self Portrait’.

Critici hadden notenkrakers te kort om het album te vermorzelen. Dylans versies van Amerikaanse traditionals of hitjes van het moment, zijn herwerkingen van eigen werk of live fragmenten konden op geen enkel begrip rekenen. Zelfs het inderhaast uitgebrachte en met alleen origineel en nieuwe songs gevulde ‘New Morning’ kon het negatieve tij niet keren en werd daardoor één van ’s mans meest onderschatte albums ooit. Maar we wijken af. In de loop der jaren werd ‘Self Portrait’ enigszins gerehabiliteerd, al was het maar door volume tien van de ‘Bootleg Series’ waarop het fraaiste te horen was wat Dylan in die periode losjes uit de pols schudde in de studio.

Op ‘Bob Dylan 1970’ horen we de rest. En dat is dus eigenlijk meer van hetzelfde: een reeks covers passeren de revue. Thirsty BootsCome A Little Bit CloserAll I Have To Do Is DreamYesterdayGhost Riders In The SkyJamaica Farewell, enzovoort, enzoverder. Sommigen krijgen “a full treatment”, maar anderen zijn slechts enkele maten waard. Doorgaans lijken het toch eerder opwarmertjes voor wat later in de studio gebeurt of onschuldige experimenten met eigen werk. Song To WoodyGates Of EdenJust Like Tom Thumb’s Blues kunnen we daaronder catalogeren. De eerlijkheid gebiedt ons te zeggen dat niet elk experiment meteen ook eeuwigheidswaarde heeft, om het beleefd te zeggen.

U zult zeggen dat u tot hiertoe geen reden vindt om deze drie schijfjes muziek van uw geliefde Bob te kopen. Eerlijk gezegd: wij begrijpen u. ‘Bootleg Series Vol. 10’ vult veel pertinenter de lacune uit 1970 op dan wat we al gehoord hebben op ‘Bob Dylan 1970’. Maar onderschat recordexecutives niet. Had Dylan in 1970 geen bezoek gekregen van George Harrison, de Beatle waarmee hij de beste contacten had? En hadden ze niet samen wat gefiedeld en geneuzeld, zoals het galactische rocksterren past? En stond er toevallig ook geen microfoon open? En werden de opnames niet angstvallig in ondertussen vergeten kartonnen dozen gestopt in al even vergeten kluizen? Allemaal waar. Maar om van die opnames nu meteen meesterwerken te maken? Neen, dat is enkele bruggen te ver. Toch wordt George als een handig glijmiddel gebruikt om de nog immer onoverzienbare schare Beatlefans in het businessplan te betrekken. Harrison is te vroeg de geschiedenis in gegaan als de “stille” Beatle. Of hij dat epitheton terecht kreeg, is voer voor discussie, maar tijdens de opnames van 1 mei 1970, die we hier horen, is George toch wel heel stil. Zijn vocals zijn in feite backgroundvocals die bovendien van heel ver moeten komen. Maar niet getreurd, het klinkt allemaal heel erg laidback en het kampvuur knispert en knettert gezellig door.

‘Bob Dylan 1970 With Special Guest George Harrison’ is geen essentiële plaat, om het eens met een actuele term te zeggen. De grootste kwaliteit van de opnames is de onmiskenbare spontanïteit die ervan afspat." Neem je gitaar en speel mee", hoor je Bob nog net niet roepen van achter zijn songbook. Dylan en gezelschap amuseren zich te pletter met songs uit hun jeugd of met al dan niet foute hitjes uit de hitparade of schaven out of the box aan oud of nieuw materiaal van de opperscout zelf. Geen essentieel werkstuk, maar wel een uitermate plezante driedubbelaar die in lange dagen van isolement gegarandeerd voor een muzikale zonnestraal zal zorgen.

23 maart 2021
Frank Tubex