Augusteyns / Badenhorst / Thielemans / Pawlowski - 'De God Van Ongeveer'

Augusteyns / Badenhorst / Thielemans / Pawlowski - 'De God Van Ongeveer'

Wanneer je “de god van ongeveer” in Google knalt, krijg je Dionysos of Bacchus als eerste antwoord: een mythologische figuur gekoppeld aan bacchanalen, wilde feesten en losbandigheden, die het niet zo nauw nemen met de verheven of goddelijke status. Welkom, heren Augusteyns, Badenhorst, Thielemans en Pawlowski: een gelegenheidskwartet dat diepe sporen heeft gekrast in de creatieve werelden van rock, jazz, lichte elektronica, avangarde en alle kruisbestuivingen die daartussen liggen. 

Moet het dan ook een wonder heten dat dit uit improvisaties gegroeide project het niet zo nauw neemt met de goddelijke wetmatigheden der muziek? Gegroeid uit initiatiefnemer Augusteyns' creatieve gitaarjams en met toevoeging van de poëtische teksten van Joachim Badenhorst (die het jazzverleden even inruilde voor Nederlandstalige elektronische experimenten in Zero Years Kid), werden ruwe composities langzaam vier bizarre muzikale verhalen die in deze ep gebundeld werden. Gooi daar de zelfstandige, In de eerste creatie moeten drone, ruis en mompelzang een tijdje elkaar aftoetsen om een vage vorm van een song te scheppen. Met een wind van halo’s, reverb effecten en vage galmgeluiden als aanvulling om zowel het experiment in de verf te zetten als de onwezenlijkheid van Droom, Droom, Droom te benadrukken. “Niets” dat halfweg meer en meer in “iets” overgaat via naar voren tredende gitaarsnaren en een doezelende, weemoedige saxmelodie. Creatie ontstaat.

Zo rustig de opener, zo onstuimig is opvolger Vinger Bij Vinger met gierende blaasinstrumenten, imploderend drumwerk, een permanentie van overstuurde tonen en ronkende versterkers – te categoriseren onder “avantgardistische herrie”. Tot na drie minuten het geluid wegvalt en enkele bizarre, ontdubbelde kabouterstemmetjes overblijven. Ook nu weer met vaag te onderscheiden Nederlandstalige teksten: toch een beetje een mankement.

Idem voor de titeltrack, overstelpt door gierende drones en gemummificeerd met vreemd vervormde poëziestem die de abstract narratieve passages tot een roesfantasie omtoveren. Noise versus nonsense. Gelukkig doet dit creatieve kleinood nog een toegift met het afsluitend Binair Gedicht en krijgt een willekeurige opsomming van “one” en “zero” met de nodige melodieuze fluittonen toch nog een sussend einde, de compleet verknoeide en weggefilterde gitaarsolo even niet meegerekend.

Experiment en isolatie: twee factoren die creativiteit in de hand werken, maar ook snel uit de pan laten swingen. Zo bewijst deze ep. Als een soort van doe-het-zelf-rariteitenkabinet, een toystore van klank en geluid, levendige fantasie. Het mag. Laten we de God van Ongeveer maar vergeten en spoedig inruilen voor de Bacchus van veel te veel. Kunst met de K van “Kust ze!”.

18 februari 2021
Johan Giglot