Anderson, Bruford, Wakeman, Howe - 'Live At The NEC'

Achtergrond

Na twee door Trevor Horne geproducete eightiesalbums (‘90125’ en ‘Big Generator’) wilde Jon Anderson de klassieke line-up van Yes opnieuw bij elkaar brengen. Omdat Chris Squire en Trevor Rabin het patent op de naam hielden, verscheen in ’89 de prima studioplaat ‘Anderson, Bruford, Wakeman, Howe’. En nu, vierentwintig jaar later, ligt de BBC-registratie van hun concert in de NEC in Birmingham in de rekken.

Anderson, Bruford, Wakeman, Howe - 'Live At The NEC'



Niet dat dit de eerste live plaat van het kwartet is; in ’93 verscheen al ‘An Evening Of Yes Music Plus’, opgenomen tijdens de Amerikaanse tour met bassist Jeff Berlin (van de uitstekende fusionoutfit Bruford). Maar de verschillen met ‘Live At The NEC’ zijn met een vergrootglas te zoeken.

Omdat Anderson eind jaren tachtig genoeg had van Los Angeles, keerde hij terug naar Londen en nam contact op met Steve Howe, Bill Bruford en Rick Wakeman. Het was zijn onwrikbare geloof dat de muzikale droom die men in de seventies had nagejaagd, opnieuw aan de oppervlakte kon komen.

Op de eerste reunie van Anderson en Howe ontstond de kern van Long Lost Brother, één van de delen van Brother Of Mine (waarin Anderson zoals gewoonlijk de universele liefde bezingt). Bruford droeg ideeën bij dankzij zijn nieuwe Simmons elektronische drumkit en stelde Tony Levin (de andere ritmische helft uit King Crimson) voor als bassist. Ook Rick Wakeman was enthousiast en vroeg zich enkel af wanneer ze konden beginnen.

Om de geest van de jaren zeventig opnieuw op te roepen, trok men zich vijf weken in een chateau aan de Seine terug om de muziek te schrijven. Daar ontstond al de definitieve volgorde van de songs, van Themes tot Let’s Pretend. Met de beginverzen van Themes maakte Anderson meteen duidelijk dat hij af wilde van de bemoeienissen van de corporatieve muziekindustrie van LA: Begone you ever-piercing power-play machine; killing all musical solidarity..." 

Voor de mastertakes kwam de groep – nu aangevuld met Levin – samen op Montserrat in de Caraïben. De exotische locatie hoor je doorklinken in Brufords percussie (zoals in het excellente Birthright) en het aan de reggae schatplichtige Teakbois.

Zoals er geen regels in acht werden genomen betreffende de stijl en de lengte van de songs, zo is ook de setlist voor de wereldtour op zijn zachtst gezegd onorthodox. Na de orkestrale intro (Benjamin Britten in plaats van Stravinsky’s Vuurvogel) brengen Anderson en Howe een unplugged medley van oud en nieuw (Time And A Word, Owner Of A Lonely Heart, Teakbois).

Howe en Wakeman brengen vervolgens hun bekendste solowerk (van The Clap tot Merlin The Magician). In Long Distance Runaround krijgen we een eerste demonstratie van Brufords gecomputeriseerde kit als hij in duet gaat met Levin. Maar de live shows krijgen hierdoor steeds meer kritiek, omdat de Simmons pads soms als metalen vaten klinken.

Van dan af is de band vertrokken voor een show waarin spelplezier duidelijk de bovenhand haalt, zowel in songs, die noot voor noot gereproduceerd moeten worden (And You And I, Close To The Edge), als in het losser en spontaner klinkende I’ve Seen All Good People (dat ons eraan herinnert dat Yes ooit begonnen is als een vocale groep).

Ook het nieuwe materiaal houdt aardig stand met mooie uitvoeringen van Birthright en Brother Of Mine. En als je de tweede helft van de show volstopt met klassenbakken als Heart Of The Sunrise, Roundabout en Starship Trooper, is er niemand die komt klagen.

Natuurlijk is dit niet de definitieve live versie van Yes. Daarvoor ontbreken teveel klassieke songs (niets uit bijvoorbeeld 'Going For The One') en missen we een sleutelfiguur als Chris Squire. Maar om de ABWH-periode (die uiteindelijk leidde tot de ‘Union’ met Squire en Rabin) te documenteren, is ‘Live At The NEC’ niet te versmaden.

‘Live At The NEC’ (2cd) door Anderson, Bruford, Wakeman, Howe is een uitgave van Gonzo Multimedia. Dit label bracht onlangs ook het studioalbum opnieuw uit, met muziek die je mag rekenen tot de meest creatieve van de jaren tachtig. 

16 februari 2013
Christoph Lintermans