Xeno & Oaklander - Topiary

Ghostly International

Vier albums gingen dit ‘Topiary’ al vooraf en toch is dit de eerste plaat van het man/vrouwduo Xeno & Oaklander uit Brooklyn dat op deze pagina’s wat aandacht krijgt. Je kan het zien als een vorm van gerechtigheid, maar ook als het ontnemen van een snoepje aan de kenners en fans van het eerste uur.

Topiary



Xeno & Oaklander vonden elkaar in 2004 en lieten de chemie tussen hen beiden sindsdien werken in de eigen studio in Brooklyn die volgestouwd is met analoge synths. Dat leverde muziek op die vooral zwartjassen uit de jaren tachtig of hun kinderen (die hun platen van Cabaret Voltaire, New Order, Linear Movement en Ministry ontdekten), zullen appreciëren.

Op hun vijfde album verlaten Xeno & Oaklander een aantal eerder bewandelde paden. Zo ruilden de Frans-Noorse Liz Wendelbo en haar Amerikaanse partner Sean McBride de eigen studio in voor de Clubhouse Studio van het destijds uit Talking Heads voortgekomen Tom Tom Club (u weet wel: van Wordy Rappinghood en Under The Boardwalk) en kozen ze ervoor om de microfoon van McBride af te nemen en enkel Wendelbo nog te laten zingen.

De naam van de plaat verwijst naar het in vormen scheren van planten zoals buxus en dergelijke. Wendelbo en McBride gebruiken echter uiteraard geen snoei- en heggenscharen, maar wel potentiometers en knoppen, filters en pc-mapjes om de songs te boetseren. Daarmee modelleerden ze negen verschillende klankbeelden die wel een overzicht lijken te bieden van de elektronische muziek van de jaren zeventig tot nu.

Opener Marble lijkt wel weggelopen uit een Depeche Mode-album. Het enige verschil vormen de vrouwelijke vocalen van Wendelbo die eerder aan Ladytron doen denken. In hoogtepunt Palms schijnen dan weer Blue Monday van New Order en Devo’s versie van Satisfaction samen te smelten en in Chimera staat het contrast tussen de hijgerige stem van Wendelbo en de donkere, gruizige elektronica van McBride centraal.

Het strekt het duo tot eer dat ze niet steeds voor de gemakkelijke beats gaan, maar soms ook eerder de ambientkant van het electrospectrum opzoeken. Dat doen ze bijvoorbeeld in de twee instrumentale kantwerkjes Topiary en Topiary II. Daarmee bewijzen ze dat ze weten hoe ze songs moeten opbouwen uit verschillende laagjes.

Een laatste troef van deze plaat is de beperkte duur van de songs. Elektronische soundscapes durven wel eens ellenlang en op de duur vervelend te worden, maar niets daarvan op ‘Topiary’. De negen songs klokken al af op iets meer dan een half uur en de songs duren elk maar tussen de drie en de vierenhalf minuten.

‘Topiary’ zal door de fans niet als hun beste plaat ooit gerangschikt worden, maar het is wel een van de meest toegankelijke en zeker de best afgewerkte.

17 juli 2016
Marc Alenus