Various artists - Roots Rock Rebels: When Punk Met Reggae 1975-1982

Cherry Red Records

Roots Rock Rebels: When Punk Met Reggae 1975-1982

“It’s a punky reggae party – party tonight”. Allicht geen onbekende tune voor u. Begin jaren tachtig waren punkers of skins en Jamaicaanse rasta’s of rudeboys twee handen op één buik. Beide subculturen probeerden de straat op stelten te zetten in hun verzet tegen het Britse establishment en de zogenaamde “upper class”. Die strijd tegen onderdrukking en verheerlijking van de working class injecteerde ook effectief reggaemuziek in de ruwe DIY-punkmuziek. Met als beroemdste voorbeeld natuurlijk The Clash.

Deze verzamelaar zet deze kruisbestuiving netjes in de verf, uitgesmeerd over drie schijfjes. Dit door zowel de grote rootsreggae classics als de punk- en oi! legends uit die periode naast elkaar te plaatsen. Meer dan vijftig tunes na elkaar.

Het grappige daarvan? Als je fan bent van klassieke reggaemuziek krijg je hier een pracht van een collectie bij elkaar. Burning Spear (Slavery Days), Dilinger (Buckingham Palace), Culture (Two Sevens Clash), Steel Pulse (Ku Klux Clan), Dennis Brown (Money In My Pocket), Linton Kwesi Johnson (Inglan Is A Bitch), Black Uhuru (Sponji Reggae), … en zo kunnen we nog even doorgaan.

Tegelijkertijd krijg je ook als liefhebber van de eerste punkgolf een mooie bloemlezing met Stiff Little Fingers (Johnny Was), The Ruts (Jah War), PiL (Poptones), The Slits (In The Beginning, There Was Rhythm), Angelic Upstarts (Different Dub) en natuurlijk The Clash. Veel The Clash, als vaandeldragers van een generatie rebellen en gefrustreerde anarchisten.

Het ging hem niet om de zwaar getunede bas, de venijnig tegendraads wippende gitaarlicks of de diep bedwelmende galm. Maar wel om de ideeën van de rastafaribeweging die opriep tot opstand en deze opstand koppelde aan een spirituele achtergrond en een diep geloof tot verbetering. Boodschappen die je misschien wat minder terugvindt in de instrumentale “dubs” waarin afgehakte kreten, wilde gitaarjams en hoofdtollende echo effecten (Wild Dub – Generation X, Work Dub – Basement 5). Maar daar slaat XTC wel weer een mooie brug door zijn punky reggae Fireball XL5 naadloos te laten uitmonden in een diepe galmende Fireball Dub.

Wat verder ook natuurlijk best fijn is aan deze verzamelaar: er pronken tussen het rijke aanbod altijd wel een paar vergeten parels of zelfs nieuwe ontdekkingen. Wij kwamen met plezier de zalvende stem van Errol Campbell tegen in de hikkende rootssong Jah Man met zijn leuke rafeltrommeltjes. Maar ook bij de heerlijke lazy, bluesy instrumental van Heights (Good Breed) of de soulvolle, zwoele boppin versie van Ain’t No Sunshine die Jimmy Lindsay neerzet.

Verwacht dus een leuke verzamelaar met een erg brede invalshoek, maar ook met een mooie rode draad. Enige misschien wat minder vertegenwoordigde zaken: deze compilatie gaat grotendeels voorbij aan zowel de MOD rockers als de ska-beweging. Beiden met langs de ene kant The Jam, Small Faces of The Who en aan de andere kant Laurel Aitken, The Skatalites of Prince Buster. (Sorry The Specials, Madness of The Selecter, want jullie staan er natuurlijk wél bij). Maar ach … dat is vast weer stof voor een volgende verzamelaar.

10 juli 2024
Johan Giglot