Tropical Fuck Storm - Fairyland Codex

Fire Records

Fairyland Codex

Als er iets is waar frontman Gareth Liddiard voor mag gaan, dan is het wel een gooi naar de titel van meest geschifte of geniale band op deze planeet. Waar we zo’n twee jaar geleden nog omver werden geblazen door de Australiërs hun COVID-album ‘Deep States’, is het nu tijd voor album nummer vier: een plaat waarop je weer tien keer mag schipperen tussen theatrale, georkestreerde songwriterpop, onstuimige psychedelische noise en tegendraads wringende roeprock.

Of hoe een album kan flitsen tussen een Irukandji Syndrome, een Fairyland Codex en een wat giftig Moscovium. Het lijkt pure nonsense, maar is onderhuids in feite opnieuw een politiek geladen aanklacht aan het adres van de grote heren en hun doom-events die ons huidig wereldbeeld domineren: “It’s the golden age of arseholes and the triumph of disgrace”, en daar mag je een lekker plat Aussie accent bij verzinnen. Net zoals je bij de marcherende ritmiek van Goon Show en de wat dramatiserende dubbelzang tussen Liddiard en Erica Dunn zelf de oorlogsparade mag inbeelden.

En tegelijkertijd is weer niets wat het lijkt. Songs die mooi worden opgebouwd, storten halfweg als een kaartenhuisje in elkaar. Structuren vergeten hun eigen orde en tracks lijken soms willekeurig ingesteld. Alleen doet Tropical Fuck Storm dat zonder de luisteraar af te schrikken met overdreven ADHD-gekte. Noem het avontuurlijk, experimenteel tot zelfs licht geniaal. Punk zonder punk.

In ‘Fairyland Codex’ slaat de band zelfs nog een stuk minder wild in het rond dan voorheen. Je mag zelfs stukken groezelig, bluesy Nick Cave-songwritership verwachten, of in lichtgevende funk acid gedrenkte, sensuele vrouwelijke sluippop waarin rechterhand Fiona Kitschin zich als een wulpse vamp gedraagt (Teeth Marché). Meer nog, de groep houdt grotendeels vast aan een muzikale rode draad en laat zijn songs nooit compleet ontsporen. Dat was op voorganger ‘Deep States' wel af en toe wat anders.

Durf echter niet te denken dat je iets doordeweeks op je bord krijgt. Daarvoor komen de "weirdness" van wegdraaiende gitaren, uitgerafelde en minimale, jazzy drumpartijen, in elkaar stuikende orgeltoonaarden of door de grond gestampte distortionpedalen op onverwachte momenten stoorzendertje spelen. Of word je klemgezet door een moeilijk door te slikken, luidruchtige rommelboel in de bijna negen minuten durende titeltrack – de enige keer dat de Tropical Fuck Storm zijn rilatinepilletjes vergat te nemen.

In elk geval hebben de Australiërs weer een indrukwekkende, compleet eigenwijze plaat uit hun hoed getoverd waarin tikkeltjes Thee Oh Sees, Sonic Youth en King Gizzard bij elkaar komen (of ook weer helemaal niet). Tegelijkertijd is het een plaat met een knaller van een eindclimax, die je na dertig luisterbeurten nog zal verrassen. En wij zitten nog maar aan twaalf …

19 juni 2025
Johan Giglot