Trentemøller - Late Night Tales

Late Night Tales

Als een Deen die Trentemøller heet je een blik op diens persoonlijke muziekcollectie gunt, zeg je daar geen neen tegen. Hij neemt ons mee op een reis langs vergeten pareltjes uit de jaren zestig tot zeventig. Pareltjes die de term indieblues meekrijgen. Een onverwachte tracklist die haaks staat op eerder werk, wat deze plaat nog een extra portie pluspunten oplevert.

Late Night Tales



Na de echoënde intro die gevolgd wordt door het druilerige La Lliarona bevinden we ons meteen op een ontiegelijk laat uur in een rokerige kroeg, waar een psychologisch steekspel aan de gang is. De nonchalance, de zware stem, het orgeltje op een heerlijk sloom tempo: alles zit goed. Ook bij Science Killer van The Black Angels druipt de zorgeloosheid van de stonerrockgitaren. Met deze start laat de koele Deen meteen blijken dat de tracklist vrij breed zal gaan, en dus geen veredelde lounge minimalset wordt.

Toch is de switch naar de meer elektronische ballad The Mole vlekkeloos. Die track kreeg zelfs een speciale edit van Trentemøller himself mee. Low valt vervolgens ietwat uit de boot. Met Mazzy Star en The Velvet Underground (zowaar!) blijkt hij wel terug cohesie te vinden. De nummers hebben bijna het klassegehalte om als soundtrack voor een alternatieve cultmovie te kunnen dienen. Althans, de kunstige en cinematografische beelden komen zo binnen gerold bij een luistersessie als deze.

Ook de tracks van Vampire Hands, The Shangri-Las, Jacqueline Taïeb en M. Ward gaan er als één langgerekt zoet broodje in. Vooral Taïeb springt er bovenuit met haar heerlijke swing sixtiespop.

Met de fabelachtige stem van Darkness Falls worden we uit onze laidback mijmerzetel gesleurd om die sprenkeltjes verliefde hoop om te zetten in actie. Dat geldt trouwens ook voor Papercuts. wat een geniale gemoedswisseling is hier aan de gang!

Het psychedelische We Fell To Earth lijkt er spijtig genoeg wat tussen verloren te lopen. Met Thee Oh Sees diept hij wel weer de juiste indieplaat uit de bak en ons goedkeurend knikkend hoofd vindt terug het juiste ritme.

Wat volgt is een eigen track maar waar niemand ooit zou van kunnen raden dat het uit de studio van Trentemøller afkomstig is. Met dreigende, stevige gitaardreunen dendert het lied voort naar de volgende verrassende naam: Nick Cave. Als is het soort van violenintermezzo niet echt een meerwaarde. Ook het nut van een track als die van Eden Ahbez ontgaat ons. Het opzet lijkt meer bereikt te worden met een ballad als die van Ekko. Eindigen doet deze plaat met een bevestigd voorgevoel: een verhaaltje bij het slapengaan.

Dit is dus een heel fijne kijk op de minder verwachte delen van Trentemøllers platenkast. Zijn reputatie als elektronica-exponent ging hem voor, maar ook op dat vlak verrast hij zeer aangenaam: slechts enkele tracks met een beatje onder.

De sfeer die hij weet op te wekken voelt zeer aangenaam aan en doet je nog uren in die stoffige kroeg vertoeven. Iconen mengt hij moeiteloos met obscure blues. Ideaal voor nachtelijke roadtrips of call-it-a-daymomenten.

30 juni 2011
Ben Moens