Tindersticks - Distractions

City Slang

Distractions

Stuart Staples ken je als de brommende crooner die met zijn bariton de subtiele muziek van Tindersticks al twaalf albums vulde de voorbije dertig jaar. Maar zoals hij op het nieuwe album klinkt, klonk hij nog nooit.

En dat was ook de bedoeling. Staples was al een tijdje zinnens om eens een andere plaat te maken dan de twaalf voorgaande die zwanger zijn van Weltschmerz, nauwelijks verholen maatschappijkritiek en verschaalde romantiek. Hij had al een pak zaadjes in zakjes gestoken, zaadjes die ooit moesten uitgroeien tot voldragen songs, maar die uiteindelijk altijd in een lade bleven liggen.

Toen de band midden in de tour voor ‘No Treasure No Hope’ plots een halt werd toegeroepen, meende hij dan ook, dat hij in de vrijgekomen tijd eindelijk die lade eens moest uitkuisen. Het was ook een goed moment om wat meer democratie toe te laten in de band, want de band was eindelijk opnieuw tot een hechte eenheid gegroeid in de aanloop naar ‘No Treasure No Hope’ en de ep ‘See My Girls’.

Staples stuurde de ideeën naar de andere leden en stond open voor hun inbreng en feedback. Het resultaat is een verrassende, zelfs bij tijden experimentele plaat, een waagstuk te vergelijken met de glazen piramide van het Louvre of de Stadshal in het centrum van Gent. Je irissen gaan er van schitteren of je maag keert zich onweerstaanbaar binnenstebuiten.

Het is meteen raak met opener Man Alone (Can’t Stop The Fading), het langste nummer van de band ooit, maar vooral ook eentje waarin de band aan de slag ging met een kille drummachine en loops. Zowel muzikaal als tekstueel laat Tindersticks hier de vertrouwde manier van werken vallen. Ze kiezen hier voor vervreemding, kilheid en minimalisme en blijven weg van de prozaïsche teksten en rijke arrangementen.

Zelfs de bariton van Staples klinkt killer en hoger dan we gewend zijn en wanneer ze de melodie helemaal loslaten, wordt de song overgenomen door atonaal getoeter van het verkeer.  “Can’t Stop The Fading”, wordt talloze keren herhaald als een enerverend mantra tot de song toch weer een spoor vindt als een veldrijder in de modder en de song met de blik op oneindig zich nog zes minuten lang doorgaat.

De fans staan ondertussen langs het parcours met de handen in het haar, met in de ogen de onbegrijpende blik die je anders enkel vindt bij inwoners van een onbereikbaar bergdorp in Nepal die voor het eerst een blanke zien voorbijrijden op een racefiets. Maar zij slaken een zucht van verlichting bij I Imagine You, een troostende, fragiele song zoals alleen hun helden die kunnen schrijven. Ze krijgen er verderop een paar met de Neil Young-cover A Man Needs A Maid en met Tue-moi, een in het Frans gezongen klaagzang op de gebeurtenissen in de Bataclan zes jaar geleden.

Over dat Frans van Staples kan veel gezegd worden, maar niet dat het authentiek Frans klinkt als de krakende korst van een stokbrood. Zijn accent doet enigszins denken aan de aanval die Herman Brood deed op het Duits in Berlin Schmerzst. Dat klonk ook schabouwelijk, maar net daarom zo aangrijpend.

Maar voor je zo ver bent, krijg je onmiddellijk na A Man Needs A Maid (met de heerlijke vrouwenstem van Gina Foster) nog covers van Lady With The Braid, oorspronkelijk van Dory Previn, en het funky vat vol frustratie You’ll Have To Scream Louder, oorspronkelijk van Television Personalities, maar hier eerder klinkend als iets van op ‘Black Star’ van Bowie dan als een rammelende garagerock song uit de eighties.

Afsluiter The Bough Bends lijkt een nieuwe lente aan te kondigen met vogelgezang en een oosters klinkende fluit. Staples houdt het hier bij spoken word. Even lijkt er plaats voor hoop, maar het gedicht mondt uiteindelijk toch uit in een lange hulpeloze klaagzang die de fans opnieuw in verwarring achterlaat.

Is dit een meesterwerk of een misser? De tijd zal het uitwijzen. Het is alleszins een moedige stap weg van de platgetreden paden van een band die een genre op zich was geworden.

28 februari 2021
Marc Alenus