The Rolling Stones - Hackney Diamonds
Polydor
Niet alle uitspraken van Keith Richards zijn sarcastisch bedoeld. Als hij zegt dat ‘Hackney Diamonds’ een eerbetoon is aan de overleden Charlie Watts en aan de nalatenschap van The Rolling Stones, wie zijn wij dan om hem tegen te spreken? Het bewijs ligt hier trouwens voor ons, in de vorm van een schitterend schijfje dat we ook als "redelijk uitmuntend" zouden bestempelen, als er een andere groepsnaam op stond.
Sinds – pakweg – het einde van de jaren tachtig waren The Rolling Stones nochtans zo’n beetje het muzikale equivalent van een slapende vulkaan. Veel vonken en vuur tijdens de hoogdagen, maar daarna alleen nog wat inwendig gerommel en af en toe een donkere rookpluim zonder echte muzikale gensters. Nieuwe platen – goed gemaakt, maar in het licht van de eeuwigheid zeker niet beklijvend – leken vooral een excuus voor een nieuwe tour, verjaardagen en jubilea een aanleiding voor alweer een verzamelaar.
Waar het The Stones aan ontbrak was een gevoel van hoogdringendheid. Zolang alles kon, moest er niets. Er werd best veel nieuw materiaal geschreven, maar niets werd afgewerkt. Dat Keef ons allemaal gaat overleven, staat buiten kijf, maar de tand des tijds begon intussen wel te knabbelen aan het gestel van Mick Jagger, Ron Wood en Charlie Watts. De ene onderging een hartoperatie, de andere een paar kankerbehandelingen en de derde, naar verluidt, allebei.
"Time is" niet langer "on my side", besefte Jagger, maar pas na een pandemie, die de hele wereld in haar greep hield, en Charlie Watts, die als eerste actieve groepslid het ondermaanse vaarwel zei, drong het ook tot Richards door dat er niet te lang meer moest getalmd worden, wilde de groep nog eindigen in schoonheid. Na de Europese 'Sixty'-tour (2022), met een opvallend vieve passage in het Koning Boudewijnstadion, werden de plannen voor een nieuwe plaat dan ook echt concreet.
Collega Paul McCartney raadde de prille dertiger Andrew Watt aan als producer, want die had eerder al proper werk verricht voor andere gepokte en gemazelde sterren zoals Ozzy Osbourne, Eddie Vedder en Iggy Pop. De timing – een paar maanden na de ‘Sixty’-tour - was perfect: de band was nog goed op elkaar ingespeeld en ook op menselijk vlak waren de rimpels – figuurlijk dan – grotendeels gladgestreken. Op vier weken tijd werden opnames, die al een tijdje stof lagen te vergaren, weer opgepikt en opgefrist, maar ook aanzetten tot nieuwe nummers, die tot stand waren gekomen tijdens recentere schrijfsessies, werden verder uitgewerkt.
Op die nieuwe muziek was het nog even wachten, maar geruchten over wie er allemaal zou meedoen deden wel snel de ronde. En in de meeste gevallen bleken die ook nog te kloppen. Ja, Paul McCartney bast een liedje mee. Ja, Elton John en Stevie Wonder schudden een paar fraaie toetsenpartijen uit de mouwen. Ja, Charlie is nog te horen op enkele nummers. Daarentegen: nee, niet Ringo Starr maar wel Steve Jordan drumt mee op rest van de plaat.
Angry, de eerste single die begin september werd gelost, geeft ook op ‘Hackney Diamonds’ de aftrap. Voortgestuwd door een vlijmscherpe riff – wellicht de aanstekelijkste sinds Start Me Up – is dit dan ook de ideale opener, net zoals Get Close – waarop Elton John een eerste keer meetokkelt - met dat catchy refrein de perfecte "tweede track" is. Zelden is dat het sterkste nummer op een plaat, maar doorgaans zit er, zoals hier, genoeg pit in om het vuur brandend te houden en de luisteraar warm te maken voor de eerste hoogtepunten.
In dit geval: het meezingbare Depending On You, dat nu al lonkt naar de setlist van een eventuele tour, en het hitsige Bite My Head Off, waarin Jagger schuimbekkend tekeergaat en ergens over halfweg uitroept: ‘Come on, Paul, let’s hear us some bass!’ (jaja, dié Paul!) Maar nog moeten de zuurstofflessen niet worden bovengehaald, want ook in het groovy Whole Wide World wordt nog niet gedacht aan gas terugnemen. Pas in de mooie countryballad Dreamy Skies, een knipoog naar de klassieke ‘Sticky Fingers’/‘Exile On Main Street’-periode, gaan de jongens er even bij zitten.
Zo klinken de Stones dus anno 2023, maar hoe het zou geklonken hebben als Charlie nog onder ons was geweest, horen we in Mess It Up, met die discorockbeat ontegensprekelijk een nazaat van Miss You. En Bill Wyman, die dertig jaar geleden met brugpensioen ging, zou die het nog kunnen? Zeer zeker, als we mogen afgaan op rocker Live By The Sword, waarin Jagger, Richards en Wood – aangevuurd door Elton John op piano – nog één keer worden herenigd met de originele ritmesectie.
Als we zeggen dat Driving Me Too Hard en Tell Me Straight (het obligate Keith-moment) hierna een beetje bleek uitvallen tegenover de rest, dan doen we die twee "gewoon goede" songs toch wel enigszins onrecht aan. Het zegt immers meer over de kwaliteit van wat vooraf ging en - vooral - van wat nog komt.
De gospelsoul van Sweet Sounds Of Heaven (met Lady Gaga en Stevie Wonder als gasten), lonkt naar de grandeur van You Can’t Always Get What You Want en wordt nu al door velen beschouwd als één van de sterkste Stones-songs van de laatste decennia. Het zou meteen ook het perfecte orgelpunt zijn geweest van deze plaat, maar afsluiten doen Jagger en Richards toch liever onder vier ogen, met Rolling Stone Blues, een knappe, doorleefde versie van de Muddy waters-song waaraan de band de naam ontleende.
Natuurlijk is dit geen plaat voor de eeuwigheid, zoals het meesterlijke kwartet ‘Beggars Banquet’, ‘Let It Bleed’, ‘Sticky Fingers’ en ‘Exile On Main Street’. Maar dat was ook niet de bedoeling. Terwijl voor steeds meer generatiegenoten musiceren neerkomt op het met een kunstgebit meeklepperen op de beat van Op de purperen heide, brengen The Rolling Stones met ‘Hackney Diamonds’ wel het levendigste en meest consistente album uit sinds ‘Tattoo You’. En daar kunnen we alleen maar zeer blij om zijn.