The Drums - Encyclopedia
Minor Records
Na het geslaagde, pretentieloze gelijknamige debuut van The Drums, een album met aanstekelijke elektrosurfpopnummers, dat op behoorlijk wat radioaandacht kon rekenen, kregen we het zwakke maar ernstige ‘Portamento’ te verteren. Het snelle en jachtige tempo, het feestgehalte dus werd er ingeruild voor een trager, meer intiem geluid. Zanger Jonny Pierce werkt nu al geruime tijd aan zijn eerste soloalbum, dat naar eigen zeggen Jonny Pierce-pop zal bevatten. Toch keerde hij ook nog terug naar The Drums. Getuige daarvan was de single Magic Mountain die een tweetal maanden geleden verscheen. Benieuwd waar ze met dat derde album naartoe willen.

Het eerste nummer is die single Magic Mountain, een opwindend nummer waarbij we meteen uit onze stoel veren. Het zo lekkere geluid van The Drums’ eerste ep horen we hier op zijn best: schreeuwerige zang, hyperkinetische drums en onconventionele songstructuren. Onverwacht schakelt het nummer gaandeweg een versnelling hoger, wat zorgt voor een Beach Boys-on-acid-sfeer.
Leuk is dat daarna meteen wordt gekozen voor een ander muzikaal pad met I Can’t Pretend, een combinatie van pizzicato synthstrijkertjes met overstuurde gitaren die lekker dwarrelen over logge drums. Pierce’ levensmoeë en melancholische stem doet hier erg denken aan Robert Smith. Ook I Hope Time Doesn’t Change Him maakt van diezelfde elementen gebruik. De voorspelbaarheid en vrolijke eightiespop waar beide nummers op leunen zorgen ervoor dat je al fluitend je zorgen vergeet.
Die ninetiesinvloeden horen we ook terug op het poppy Kiss Me Again, dat duidelijk refereert naar The Pixies en Supergrass. Het volle achtergrondgeluid (synth, backings en extra gitaarriffs) zorgt voor een duidelijke meerwaarde. Let Me is opgebouwd rond een traditionele new wave-synth, maar al snel duiken er tegendraadse ritmes en hevige gitaarpartijen op die het voorspelbare in een vingerknip wegtoveren. Erg geslaagde productie.
Vanaf dan daalt het niveau gevoelig. Het tempo van de nummers vertraagt en het lijkt wel of er sprake is van ideëenarmoede. Bij U.S. National Park is het spelplezier volledig verdwenen. Vervolgens valt er nergens meer een melodie te bespeuren en de zangstem voelt behoorlijk vervelend aan.
Ook Face Of God is een herhalingsoefening: het tempo ligt dan wel iets hoger, maar het nummer brengt niets extra's. En zo kunnen we jammer genoeg blijven doorgaan. Op Deep In My Heart en There Is Nothing Left, nummers die over enkele goede riffs beschikken, zingt de zanger te hoog en lijkt het alsof of hij in ademnood verkeert.
Er wordt nog een halfslachtige poging ondernomen om de luisteraar te verrassen. Het vederlichte Bell Laboratories en afsluiter Wild Geese zijn bijvoorbeeld onderhevig aan de invloed van Jean-Michel Jarre: lichte ambientsynthjes en soundscapes eisen de aandacht op en de gitaren worden weggelaten.
The Drums slagen er dus maar gedeeltelijk in om een sterk album af te leveren. Nummers als Magic Mountain en Kiss Me Again doen terugdenken aan het innovatieve karakter van het eerste album en de ep. Maar vreemd genoeg maken de heren de keuze om vanaf de tweede helft van de plaat resoluut te kiezen voor een behoorlijk kalmere en meer bedrukte sfeer waardoor de vaart en energie volledig uit de plaat verdwijnen. Jammer.