The Deslondes - Roll It Out
New West Records
Een comfortabele leunstoel, een poef onder de hielen, een goed boek op schoot en op de achtergrond ‘Roll It Out’ van The Deslondes. We kennen minder aangename manieren om een herfstavond door te komen.
Nochtans was het niet echt liefde op het eerste gehoor. Het duurde even voor de plaat ons echt te pakken had, want aanvankelijk vonden we de muziek van The Deslondes nogal ‘gewoontjes’. Maar beetje bij beetje, avond na avond, wist de nieuwe plaat zich steeds meer onmisbaar te maken in ons dagelijkse avondritueel, en de laatste weken walsen we steevast met bedaard gemoed de trap op, terwijl de laatste noten van afsluitende song Drifter’s Wife naklinken in ons hoofd.
Officieel is ‘Roll It Out’ de vierde plaat van het kwintet, na ‘The Deslondes’ (2015), ‘Hurry Home’ (2017) en ‘Ways & Means’ (2022). Officieus echter wordt ‘Holy Cross Blues’ (2012) van Sam Doores, Riley Downing and The Tumbleweeds – de voorloper van The Deslondes – door veel fans meegeteld en gezien als het échte debuut. De bandleden leerden elkaar kennen in New Orleans, waar ze lang vóór er sprake was van The Deslondes al samenspeelden in andere groepen. Niet verwonderlijk dus dat ze zichzelf in de eerste plaats zien als een vriendengroep, en dan pas als een band.
Traditiegetrouw trok de groep voor ‘Roll It Out’ naar The Bombshelter Studio in Nashville, waar even traditiegetrouw producer Andrija Tokic (zie ook: Alabama Shakes, Hurray For The Riff Raff) aan de knoppen zat. Grote afwezige daar was Cameron Snyder, percussionist-toetsenman-zanger én groepslid van het eerste uur. Zijn plaats werd ingenomen door Howe Pearson, een andere muzikale vriend uit de New Orleans scene.
Met afgemeten scheutjes country, folk, rock-‘n-roll en rhythm-and-blues brouwen The Deslondes hun eigen Americana-variant. De vijf zijn niet alleen multi-instrumentalisten, ze verdelen ook het songschrijfwerk én de lead vocals netjes onder elkaar. Aanvankelijk leek dat de cohesie niet altijd ten goede te komen, maar naarmate de plaat zelf groeide, groeiden ook de songs naar elkaar toe en begonnen we het contrast en de complementariteit tussen de stijlen en de stemmen steeds meer te smaken.
De eerste vijf liedjes op ‘Roll It Out’ werden dus geschreven door vijf verschillende bandleden. De plaat begint met Hang On Liza, een stemmig kampvuurnummer dat jaren geleden al werd geschreven door Riley Downing, maar - op vraag van de fans – nu pas op plaat staat. Meteen hierop volgt het veel vinnigere, naar jarenzeventig rootsrock neigende Take Me Back van Sam Doores, waarna het tempo meteen weer zakt met de mijmerende country van Lies I’ve Told (van bassist Dan Cutler) en het naar Eagles riekende I’ll Do It, de vuurdoop van nieuwe percussionist Howe Pearson.
Grand Junction, gecomponeerd - maar niét zelf gezongen - door (pedalsteel)gitarist-violist John James Tourville, is een van die songs die ons wél van bij het begin bij het nekvel hadden en ons telkens deden besluiten het album nog een kans te geven. De track doet wat denken aan het solowerk van Mark Knopfler en roept beelden op van een eindeloze autorit over een even eindeloze, verlaten snelweg. Nog meer schoonheid die aanzet tot wegdromen krijgen we met het door Dan Cutler aangeleverde Find The Ground.
Ook in de tweede plaathelft gunnen de vijf elkaar hun plek in de spotlights, en blijven ze de microfoon na elke song doorgeven. Pour Another Round (Sam Doores) laat er met zijn piano-intro, zijn slepende ritme en zijn blazers geen twijfel over bestaan dat de wortels van de groep in New Orleans liggen. Old Plank Road bewijst dan weer dat Cutler niet alleen pakkende melancholische liedjes schrijft, maar ook een goeie, hupse Bakersfield-lome, zompige en ‘wompige’ countrysong uit zijn pen kan laten vloeien. Het contrast is groot met Riley’s lome, nogal zompige Who Really Loses, en met Pearsons Go Out Tonight, waarin duidelijk de geest van Fats Domino rondwaart.
The Deslondes worden weleens vergeleken met The Band, en op papier klopt dit wel ten dele. Op deze plaat echter kwam die vergelijking pas bij ons op bij Doores’ Mercury On Parade, dat inderdaad niet had misstaan op een van de latere platen van Canadees-Amerikaanse groep. Line To Go, een bloedmooie countryballad van Tourville, voert ons hierna evenwel snel weer naar andere sferen.
Eindigen doet de groep zoals ze begon, met een ander nummer dat op veler verzoek eindelijk op plaat belandt. Doores’ versie van Drifter’s Wife - van J.J. Cale - verschilt echter zodanig van het origineel dat je dit bezwaarlijk nog een cover kan noemen, maar eerder een ‘vrije bewerking’ die klinkt als vintage Deslondes. En na al het bovenstaande te hebben gelezen, weet u intussen wellicht wel wat we met dat laatste precies bedoelen…