The Brums - Soleil Noir
Flak Records
Wat gebeurt er als iemand een zaadje plant op het Drielandenpunt tussen jazz, elektro en hiphop? Dan groeit er een boom die vruchten afwerpt die bij een eerste beet de heerlijke tegenstrijdigheid hebben van jazz, vervolgens proeven naar een smaakvolle sessie breakbeats, en eindigen met een aromatische afdronk van scheurende synthesizers. En meteen smaken naar meer.
Die vrucht heet ‘Soleil Noir’, en het is de nieuwe langspeler van The Brums. Het Luikse trio brouwt op unieke wijze een eigen blend van avant-gardejazz, met een abstracte fusie van hiphop en elementen uit de elektro. Het resultaat is een experimenteel, maar onweerstaanbaar groovy geluid dat perfect zou passen in een dystopische toekomstsetting.
In Black Moon worden we verwelkomd door een ingetogen smeltkroes van synthesizers, die zachtjes zoemen en ruisen gedurende een maatje of twee, en onze oren laten wennen aan de koude, maar aangename synthgeluiden die we mogen verwachten op het album. En dan valt plots de beat in en wordt de leadsynth mee het podium op getrokken. Luid, dominant en ruw van toon, maar heerlijk ingetogen gebruikt. Het lied krijgt meteen een classy, maar groovy energie.
Een beetje verder komt plots het eerste “klassiekere” geluid kijken: de heerlijke, rustige saxofoonsolo van Clément Delchambre die in contrast staat tot de energieke percussie van Alain Deval, waarna alles weer vervaagt tot dezelfde zoemende synth die ons kwam begroeten. Deze opener toont dat The Brums zich verdiept hebben in de kunst van de subtiliteit, en zelfs met scherpe, snelle beats en koude klanktonen een stijlvol, ingetogen muziekstuk kunnen afleveren dat alle juiste elementen uit jazz, electro en hiphop gebruikt.
Dat ze dat ook niet altijd moeten of willen doen, bewijzen ze in opvolger Happy Noisy Heart, die ons meteen in een nerveus, opgejaagd ritme trekt, terwijl zachte, warme synths er bijna op meewiegen. Maar dan slaat het nummer volledig om. De hartslag blijft de pompende beat bepalen, maar nu zijn we in een bezwerende dans terechtgekomen waarbij het Luikse trio bewijst heel goed te weten hoe het blazers en strijkers naadloos kan laten overvloeien in elektronica. En dan, net wanneer we ons helemaal veilig wanen in de steeds subtiel opbouwende improvisatie, knallen er opeens snoeiharde, gierende synthesizers. We kunnen niet anders dan volledig headbangen op die climax, tot die - veel te kort maar ongelofelijk verslavend - alweer voorbij is.
Ook de rest van het album fluctueert tussen de vele raak- en contrastpunten tussen jazz en elektronische genres. Een track als Silk bewijst dat ze de kunst beheersen om elke jam dansbaar te maken, en tegelijk elke groovy beat een sensuele touch te geven. Na een luistersessie van My Friend voelt het niet meer dan natuurlijk dat breakbeat, sax en dansende syntharpeggios samengaan. Het is ook een nummer dat perfect aangeeft hoe goed ze de vaak eerder bedrieglijk simpele melodieën verbergen, en verweven in de aaneenschakeling van hoofdinstrumenten, die zo sterk verschillen van klankkleur.
Nothing Left to Dream is duidelijk de uitschieter op het album. Het nummer trekt ons mee met een snelle beat, maar deze keer zonder veel van de rustige instrumentatie errond. Ergens halverwege laat het nummer zien dat dit ook helemaal niet de bedoeling was, en transformeert het zowaar in een dreunende monotone beat, om vervolgens te eindigen in bijna volledige breakcore. Stonden we eerder te headbangen, dan waanden we ons nu zeker in de club. Niet meteen voor ieders oren, maar een geweldige korte genreswitch voor degenen dit soort muziek smaken.
Het album eindigt ten slotte met titeltrack Soleil Noir, waarin we nog een keer een bloemlezing krijgen van wat het album te bieden heeft. Een heel ingetogen begin, zowaar met strijkers op de achtergrond (door het Luikse Listening Orchestra) die de eerste herhaling van de melodie voor zich nemen. Dan komen The Brums weer op de voorgrond, en laten ze zien hoe ze inventief hun stempel drukken op hun versie van die trage start. Uiteindelijk vinden beide partijen elkaar in een uitgerokken, heerlijk uitdijende climax, waarin de herhaling van de melodie zo vervormd is dat ze allesoverheersend wordt. En worden we met plezier helemaal meegetrokken.
The Brums is zeker niet de eerste jazzband die elektronica, synthesizers of breakbeats in zijn repertoire gooit. De aandacht ervoor groeit echter in die mate dat dit wel eens dé “eigenschap” van de nieuwe jazz zou kunnen worden. Maar toch neemt dat niet weg dat de Luikenaars een fantastische eigen blend van geluiden hebben. De koude, cleane tonen uit de elektronica vloeien verslavend goed samen met de tegenstrijdige vrijheid van de jazz, en de scherpe, snelle beats zorgen voor een tintelend counterpoint voor de vaak zachte, speelse blazers en strijkers.
Dit is zeker geen album voor iedereen, want het experimentele karakter dwingt de luisteraar tot enige flexibiliteit. Maar eens in die zone, is het een fantastisch product dat ons op een altijd groovy en stijlvolle manier laat kennismaken met de unieke fusie tussen al die genres. Op die manier kan het album ook een toegang zijn tot luisteraars uit die genres. We kijken al uit naar de volgende beat!