Ted Russell Kamp - Down In The Den
PoMo Records
Als een rootsrocker uit de seventies met lange, golvende manen, compleet met snor en sikje en bruin lederen waistcoat. Zo staart Ted Russell Kamp je aan vanop de hoes van zijn nieuwste album. En zo klinkt hij ook.
Toch gaat de carrière van Ted Russell Kamp nog niet zo ver terug. Dit is weliswaar al zijn twaalfde soloplaat, maar het debuut ‘Dedications’ kwam toch pas uit in 1996. Daarvoor had hij er wel al vier platen met Ponticello opzitten, maar een seventiesrocker is hij dus niet.
Het best is Kamp misschien nog bekend als bassist van Shooter Jennings, de zoon van “outlaw country”-pionier Waylon Jennings. En als een echte vrijbuiter doorkruist Kamp de Amerikaanse rootsmuziek op deze plaat: folk, country, gospel, dixieland, Americana… Noem een paard en Kamp berijdt het in deze dolle, een uur durende rodeo. Bovendien lijkt hij zowat elk instrument te beheersen: bas, gitaar, dobro, toetsen, trompet, trombone, percussie… Hij bespeelt ze allemaal.
Toch haalde hij ook nog een rits klasbakken aan boord die hij tot zijn vriendenkring (bijna hadden we “bubbel" geschreven) mag rekenen. De meesten kwamen daarvoor naar Kamps studio “The Den’ in L.A., maar sommige songs zagen de basisversie opgenomen in steden als Santa Monica, Echo Park, Nashville en zelfs Helsinki.
En uiteraard ontbreekt Kamps posseleider niet. Shooter Jennings komt al meteen meezingen op opener Home Sweet Hollywood, een lekker groovende countryrocker die je meteen het berenhol inlokt en lonkt naar iets van Warren Zevon.
Wie daar niet van houdt, krijgt verderop nog genoeg spek (of tofu) naar eigen bek op deze niet vernieuwende, maar altijd verrassend klinkende plaat. Hold On, met de stem van Gordy Quinn (Band Of Heathens), en vooral de afsluiter van kant A, Rainy Day Valentine, zijn gevoelige songs die je wat dichter naar je partner doen schuiven onder de paardendeken.
Daartussenin moeten dan wel even alle stoelen en tafels aan de kant voor het zweterige Hobo Nickel dat recht uit een saloon of The Riverside Hotel in Louisiana aangewaaid lijkt te komen, met Kamp op banjo en Dave Richards op trompet en trombone.
Op de tweede plaathelft vallen vooral de duetten op. Op twee daarvan neemt een dame plaats achter de microfoon. Op Word For Word krijgt Kamp het gezelschap van Sarah Gayle Meech en op de bloedmooie afsluiter, Take My Song With You, zingt Kristin Proffit mee. Even mooi is het emotionele Only Son met Shane Alexander als gastzanger.
Of Ted Russell Kamps plannen om naar de Lage Landen af te zakken deze winter kunnen doorgaan, valt af te wachten, maar met deze klepper van een plaat zijn de fans zeker even zoet. Veertien songs lang trakteert hij op goed gesmede songs die ondanks de diversiteit toch een mooi geheel vormen. Goed vakmanschap heet dat!