Tara Nome Doyle - Værmin

Modern Recordings

Værmin

Liefde kan toxisch zijn en toch mooi. En zo ook wij.

De Noors-Ierse singer-songwriter Tara Nome Doyle deed wat David Bowie eind jaren zeventig deed: ze trok naar Berlijn om daar inspiratie op te doen en in een nieuwe omgeving te werken. Twee jaar geleden resulteerde dat al in debuutalbum ‘Alchemy’ en nu is ze terug met een tweede plaat die ‘Værmin’ heet wat uitgesproken wordt als het Engelse ‘Vermin’, maar in het Noors “Wees de mijne”, betekent.

Die dubbele betekenis zegt meteen veel over deze plaat waarop bijna alle nummers de naam dragen van een kriebelbeest, gaande van bloedzuigers over motten, slakken, muggen, wormen tot kraaien. Allemaal dieren die meestal op weinig sympathie kunnen rekenen. Maar de nummers gaan meestal gewoon over de liefde, vooral over de donkere kant ervan en over die van onszelf. Nome Doyle lijkt ervoor te pleiten om je donkere kant te aanvaarden.

Single Snail bijvoorbeeld gaat over de ervaring dat ze een soort van liefde ontving waarvan ze zelf niet wist dat ze die nodig had. En over de andere single, het opzettelijk met stemeffecten gemutileerde Crow, vertelde ze dat het gaat over een onmogelijke liefde (in het nummer tussen een kraai en een nachtegaal). Nee, dit is geen album dat zich onmiddellijk volledig openbaart, maar zijn net dat niet de albums die beklijven?

Dit is een album dat je met het tekstvel op schoot steeds maar weer beluistert om het te kunnen doorgronden terwijl je ondertussen helemaal betoverd geraakt door de fantastische stem van Nome Doyle en de complexe structuren en rijke arrangementen van de songs waarin artiesten meespelen als drummer Tobias Humble (Gang Of Four, Ghostpoet), celliste Anne Müller (Nils Frahm, Agnes Obel) en multi-instrumentalist Toby Dammit aka Larry Mullins (Nick Cave & The Bad Seeds, Silver Apples). De productie was in handen van violist-componist Simon Goff (die een Grammy won voor de soundtrack van de serie ‘Chernobyl’), die ook hier en daar meespeelt.

In een recensie over debuutalbum ‘Alchemy’ schreef een recensent van Der Spiegel: "Alsof Kate Bush liedjes van Nick Cave zingt in Berghain (een nachtclub in Berlijn  nvdr)". Die vergelijking dringt zich ook nu weer op, vooral in Spider en Caterpillar, maar Nome klinkt niet als een Bush-kloon. Haar stem lijkt zelfs niet op die van de enigmatische Engelse zangeres. De gelijkenissen zitten eerder in de sfeer, de rijke metaforen, de stembuigingen en het gebruikte instrumentarium zoals piano en strijkers.

“There’s a method to my madness”, zingt Nome Doyle in het gotisch klinkende Moth, “I bottle up and sell my sadness”, haar eigen werkwijze verklarend. Als de nummers de flessen zijn, zijn het er wel in delicate kleuren en met vreemde vormen. Ze gaan van heel klein (Spider, Leeches I en II en het in het Noors gezongen folkliedje Vær min) naar symfonisch groot en complex (Caterpillar). Ook dat draagt bij tot de magie van deze plaat.

‘Værmin’ is een meesterwerk van een artieste die zich graag in de schaduw ophoudt, maar die gerust een keer in de schijnwerpers mag geplaatst worden.

28 januari 2022
Marc Alenus