Sufjan Stevens - Carrie & Lowell

Asthmatic Kitty Records

Dat Sufjan Stevens – geen relatie met Cat Stevens – een vlotte liedjesschrijver was, wisten we al. Een veelschrijver ook, de man heeft op negenendertigjarige leeftijd al zeven studioalbums, één ep en twee lijvige kerstbundels op zijn naam staan. Met ‘Carrie & Lowell’ pende de Amerikaanse folkartiest misschien wel het gevoeligste werk uit zijn oeuvre neer. Het luistert alsof elke noot een stukje uit zijn gepijnigde ziel wegplukt totdat zijn ‘inner flow’ helemaal overgebracht is, waarna een kaalgeplukte romanticus in cynisme wegkwijnt.

Carrie & Lowell



Stevens vernoemde het album naar zijn moeder en stiefvader. De elf songs snijden traditionele onderwerpen aan: leven en dood, liefde en verlies, en Stevens’ eeuwig geworstel om “uit de schoonheid en lelijkheid van de liefde betekenis te puren”. Emoties op tafel dus, en een terugkeer naar zijn folkroots.

Zoals de clichés het voorschrijven kunnen een fleecedeken, een mok warme chocomelk, een knusse bank, je favoriete serie en misschien nog een XL-pot comfort food soelaas bieden na een amoureuze tegenslag. Sufjan Stevens bundelt al die lapmiddeltjes op één plaat, en hier en daar kan je zelfs je hart ophalen aan een authentieke portie troost en gemoedsrust. Maar het blijven lapmiddeltjes, het verdriet ebt nooit echt weg. Stevens klinkt als een gebroken man die gelijmd werd met week gekauwde kauwgom; een broos, hypergevoelig ventje die bij de minste aanraking in scherven uiteen valt.  

De sound doet denken aan de akoestische Bon Iver van een zestal jaar geleden, hoewel de stem van Justin Vernon nog net iets hogere noten haalde en de melancholiek nog enkele lagen dieper onderhuids kroop. Steunend op tedere gitaarriffjes, hier en daar wat pianoakkoorden en een verdwaalde banjo injecteert Stevens zijn alledaagse smart in onze bloedbaan, en we kunnen niet ontkennen dat het iets met ons deed. Week werden we er niet van, een krop in de keel bleef uit maar godsamme, wat kregen we medelijden met de man. En de zin borrelde op om onszelf in weemoed te hullen en voor de rest van de dag naar buiten te staren, de motregen op de straatstenen te zien neerdalen en onszelf ervan te verzekeren dat ons zielig leventje toch wel meevalt soms.

Doorheen de bijwijlen tragikomische teksten you checked your texts while I masturbated” (All Of Me Wants All You Of You) klinkt toch vooral een getroebleerd persoon die het lachen lang verleerd lijkt te zijn. Het contrast tussen de warme instrumentatie en de kille tekstuele bitterheid is soms groot: I’m sorry I loved but it was for the best though it never felt right” (…) “We’re all gonna die” (Fourth Of July). Auwch. De opbeurende gitaar in The Only Thing mag dan wel wat vrolijkheid scheppen, alle hoop wordt meteen de kop ingedrukt als Stevens zijn eerste frasen uit een diep, inktzwart vat schenkt: “The only thing that keeps me from driving this car/ into the canyon at night…”, waarna alweer een jammerklacht volgt. 

IJle afsluiter Blue Bucket of Gold zweeft ergens tussen hoop op een nieuwe liefde en berusting in, en er valt zowaar toch nog een zweem van optimisme te ontdekken, als je goed zoekt. ‘Carrie & Lowell’: een sterke plaat die het label ‘"fragile: handle with care" in vette rode blokletters krijgt opgeplakt.

29 maart 2015
Quentin Soenens