Sonico - Eduardo Rovira: Inedito E Inconcluso

Eigen beheer

Eduardo Rovira: Inedito E Inconcluso

Wie tango nuevo zegt, zegt Astor Piazzolla. Maar zelfs hij als grootmeester was vol lof voor tijd- en tangogenoot Eduardo Rovira. Het Brusselse kwartet Sónico timmert met het nieuwe album ‘Inédito E Inconcluso' voort aan Rovira’s reputatie.

Tango nuevo, niet te verwarren met de neotango van Gotan Project, zorgde in de jaren vijftig voor een nieuwe wind door de traditionele tango. Het mocht vanaf dan allemaal iets complexer, langer en avontuurlijker zijn. De muziek nam meer bochten. Tango evolueerde zo van een dans naar muziek om aandachtig te beluisteren. Piazzolla en mindere goden, zoals Rovira, zetten de toon.

Toen de vijfenvijftigjarige Eduardo Rovira in 1980 ineenstuikte en stierf op de dorpel van zijn huis in La Plata, Buenos Aires, had hij een pak onuitgegeven muziek op de plank liggen. Een selectie daarvan, uit de creatieve grand cru-jaren van zijn leven, is te vinden op ‘Eduardo Rovira: Inédito E Inconcluso’ van Sonico.

“Ik druk in mijn muziek de beelden uit die me achtervolgen: beelden van Buenos Aires, haar straten, leven en vooral haar mensen”, zei Rovira in 1980. Het zit allemaal in de titels van deze tweede verzameling Rovira-stukken. Calle 6 was bijvoorbeeld het adres waar Rovira samenkwam met zijn vrienden. 

Sonico wierp het (nooit gehoorde) repertoire van Eduardo Rovira een reddingsboei toe. Het bijzondere aan de Belgische groep is dat ze niet zomaar Rovira’s composities en arrangementen tot leven brengt. Sonico gaat te werk als muzikale archivaris en wist in Argentinië de hand te leggen op bladmuziek die Rovira daar achterliet.

De muziek schommelt heen en weer tussen romantisch en dreigend. A Marambio Catán is de meesterlijke opener. Een veelhoekig visitekaartje. Zelden houdt een compositie het bij één gevoel. Sonico en Rovira brengen microverhalen.

Soms klinkt het mysterieus, zoals in A Evaristo Carriego, een dichter. Zoals vaak in de tango, voert bandoneon (Lysandre Donoso) het hoge woord. Maar bas (Ariel Eberstein) en gitaar (Camilo Córdoba) volgen en begeleiden de Argentijnse trekzak bij elke tempowisseling - een kenmerk van de tango nuevo.

In het zwierige Tango Para El Profe smeden viool (Stephen Meyer) en bandoneon een pact. De contrabas en de piano van Ivo De Greef vangen de afwezigheid van drums of andere percussie op. Je kunt op deze tango echt wel mee schudden met je hoofd of je schouders - maar pas op voor de bochten.

Als langste stuk is La Depre meteen ook het donkerste. Het is toegewijd aan een psychiater en dwaalt af naar de duistere hoekjes van de menselijke ziel. Het stuk drijft op diepe nadrukken, die doen denken aan de Sarabande van Friedrich Händel.  Meyers viool kermt en klaagt, en vindt halverwege troost bij Donoso’s bandoneon. Dat instrument staat solo in de spotlights op Bandomanía.

Op A Roberto Arlt en A José Ingenieros spelen bandoneon en gitaar een rondje aantrekken en afstoten. Complimenten voor Córdoba die ons op een bepaald moment heel sterk doet geloven dat we naar Philip Cathérine luisteren. 

Zijn mooiste nummer droeg Rovira op aan zichzelf: Tema Para Un Hombre Solo. Sonico - en violist Meyer in het bijzonder - drijft de expressieve kracht van de compositie naar een hoogtepunt.

Zoals Oliver Twist al bewees, kan vragen om meer altijd. Dus dat doen we. Het zou interessant zijn om Sonico de rangorde van de instrumenten te horen omdraaien. Met meer gitaar en (gestreken) bas in de voorgrond, of met een Rovira-stuk dat opnieuw wordt gearrangeerd voor bijvoorbeeld alleen piano, gitaar of viool. We kijken ook uit naar langer uitgesponnen arrangementen met meer solokansen, zoals Piazzolla en vibrafonist Gary Burton deden op ’New Tango’ uit 1987. Een suggestie voor numero tres.  

Tot slot, twee boodschappen. De eerste: dank je wel, Sonico. De tweede: sla deze tango niet af, beste lezer.

28 juli 2020
Fabian Desmicht