Soen - Imperial

Silver Lining Music

Imperial

Bestond er een Eurovisie Metal Songfestival, dan ging Soen gegarandeerd met een dikke vette overwinning naar huis. De twaalf punten stromen binnen, behalve van indie-/alternative land België natuurlijk. Waarom? Omwille van het ongelooflijke talent om een complexe song toch catchy te laten klinken zodat die meteen in het gehoor en geheugen is gegrift. Ook omdat het Zweden zijn en dus landgenoten van ABBA, maar dat komt op hetzelfde neer.

ABBA? Lach maar. Dit Zweedse viertal was een hitmachine in de jaren zeventig en één van de meest succesvolle bands ter wereld met meer dan tweehonderd miljoen verkochte albums (en ruim driehonderdzeventig miljoen platen in totaal). Het zijn de grondleggers van de progpop, een genre dat niet bestaat. Maar het is wel een passende omschrijving, gezien de o zo simpele popnummertjes in werkelijkheid zeer ingenieuze en complexe constructies waren.

Soen zag (officieel) het daglicht in 2010, toen drummer Martin Lopez het voor bekeken hield bij Opeth (2006) en de krachten bundelde met onder meer zanger Joel Ekelöf. De stijl werd meteen omschreven als Tool en daar kon Lopez wel mee leven, omdat Soen ook goede muziek maakt. Geleidelijk aan werd het schip meer richting hedendaagse metal gestuurd met songs die zelden nog de zesminutengrens overschreden. Al blijven die nummers wel erg goed in elkaar zitten en mag je het musiceren van de vijf heren niet onderschatten.

Of hoe je er dus voor zorgt dat verre van "simpele" liedjes zich toch meteen in je oor nestelen. Hoe bombast zich laat vertalen als grandeur. Hoe je in gedachten Ekelöf bij zowat elk nummer op een immense berg ziet staan, de armen wijd gespreid, borst vooruit en de lange mantel wapperend in de wind. Want haren heeft de man nu eenmaal niet.

Lumerian knalt uit de speakers met een riff in ware Tremonti-stijl: snedig en heavy as fuck. Al snel biedt de glasheldere stem van Ekelöf weerwerk en bij het refrein voel je voor het eerst de immense kracht van melodie. Het grote verschil met de eerder genoemde rifflord is dat Cody Ford regelmatig terugschakelt en vooral bij de solo's heel wat ruimte tussen de noten laat. Denk aan Gilmour in de hoogdagen. Het nummer zit, ondanks de vrij korte duur (vijf minuten en éénendertig seconden), vol wissels tussen loodzwaar gitaargeweld en zachte bridges, het machtige drumwerk van Lopez en een stuwende basgitaar (Oleksii Kobel). Meer van hetzelfde bij Deceiver en Monarch: twee uitermate epische krachttoeren.

Illusion gunt ons enige rust. Deze powerballad is groots zonder klef of stroperig over te komen en laat de bloedstollend mooie "klassieke" solo van Ford horen. Het daaropvolgende Antagonist sluit terug aan bij de eerste drie nummers: strakke, straf gespeelde hedendaagse metal van het beste soort met een refrein dat je als vanzelfsprekend uit volle borst meebrult. Modesty is het eerste en misschien wel enige nummer dat je voorzichtig progmetal kan noemen, met spielereien op gitaar, hier en daar een vette keyboardfiller - jawel, Lars Enok Åhlund, die ook op gitaar te horen is, zijn we niet vergeten - en, zoals te verwachten, een gitaarsolo die je kippenvel bezorgt.

Spijtig genoeg lijken Dissident en afsluiter Fortune iets te veel van hetzelfde, waar we misschien wel één of andere verrassing hadden verwacht, iets als "going out with a bang". Fortune is immers net wel zo'n ballad die je klef zou kunnen noemen. Het is dan ook het enige minpuntje op een album dat verder enkel uit hoogwaardig materiaal bestaat.

Jammer dat deze klassebakken dit voorjaar niet in ons land te zien zijn en je dus de grens over moet naar Nederland (Melkweg) of Duitsland. Heeft dat nu te maken met het feit dat wij Belgen deze muziek echt niet lusten? Of eerder met onze nuchterheid inzake de haalbaarheid van concerten de komende maanden?

30 januari 2021
John Van de Mergel