Rudy & His Fascinators - Nocturnal Leeches' Rendez-vous

RL 23

Nocturnal Leeches' Rendez-vous

Van bij onze noorderburen, meer bepaald uit Groningen, waaide hier een tijd geleden een plaat aan die intussen nauwelijks is weg te branden uit onze cd-speler. Op het intrigerende ‘Nocturnal Leeches’ Rendez-vous’ nemen Rudy & His Fascinators de luisteraars mee op een mooie, sfeervolle trip langs blues, jazz en wereldmuziek.

Wie de grote namen van morgen aan het werk wil zien, zakt elke winter af naar Eurosonic Noorderslag. Maar ook zonder dat showcasefestival is Groningen qua vertier een bruisende plek, één met een rijk muzikaal verleden zelfs. Iemand die heden en verleden met elkaar verbindt, is gitarist Rudy Lentze. Hij was er al bij ten tijde van het Groninger Springtij, zoals de ongeziene opbloei van de muziekscene daar in de jaren zeventig werd genoemd, en is vandaag nog steeds actief.

Lentze werd geboren in Bandung, Indonesië, maar groeide op in Enschede. Hij toog zowat een halve eeuw geleden naar Groningen om er te studeren, maar werd er muzikant. De projecten waaraan hij sindsdien meewerkte, en de bands, waarin hij actief was en nog steeds is, zijn al lang niet meer te tellen op de vingers van twee handen. Met één ervan, Bwana 3, haalde hij in de jaren negentig zelfs de playlists van de toenmalige BRT-radio.

‘Nocturnal Leeches’ Rendez-vous’ is de derde plaat die verschijnt onder de naam Rudy & His Fascinators. Een echte band wil Lentze het zelf niet noemen, eerder een "langlopend project". De naam werd voor het eerst gebruikt tijdens de tour die volgde op ‘Boy From The Dessa (Heart Made Out Of Yellow Rice)’, de soloplaat die hij in 1988 uitbracht als Rudy L.. ‘Rudymentary’ was het eerste echte Rudy & His Fascinators-album en kwam uit in 2010, gevolgd door ‘Drummer Girl’ in 2013.

Lentze en zijn muzikale vrienden uit de Groninger scene laveren op ‘Nocturnal Leeches’ Rendez-vous’ langs heel wat (onderling) verschillende stijlen en dat vaak – meer nog dan op het vorige werk – binnen één en hetzelfde nummer. Toch komt de plaat daardoor als geheel allerminst geforceerd of vergezocht over. Integendeel: het in elkaar overvloeien van die genres voelt heel natuurlijk aan, alsof je wordt meegevoerd op een boot op een rivier en verschillende landschappen doorkruist.

Rudy Lentze stoort zich dus niet aan genregrenzen, maar voelt zich ook niet te beroerd om in sommige liedjes even een stap opzij te zetten. Zo laat hij zijn gasten, bijna allemaal multi-instrumentalisten en stuk voor stuk klasbakken, op hun beurt schitteren met de specifieke talenten. Lentze mag dan wel de spilfiguur zijn van dit project, af en toe is hij als het ware ook heel even sidekick op zijn eigen plaat.

In sommige songs wordt een heuse film noir-sfeer neergezet. ‘Nocturnal Leeches’ Rendez-vous’ begint met Reno Factory, een oude countrybluestraditional uit Virginia. Daar kenden we al enkele uitvoeringen van: om te beginnen die op ‘Rudymentary’, maar ook de versies van Marvin Foddrell (die het als eerste opnam) en van Bowling Green John & Harmonica Phil Wiggins. De bezielde bluesinterpretatie op deze plaat – met gitaar, licht klaaglijke zang en op de achtergrond harmonium en percussie – is veruit de indringendste en de sterkste die we tot nu toe hoorden.

Die nachtelijke stemming wordt doorgetrokken naar het instrumentale, jazzy titelnummer, dat met de mooie kornet lonkt naar Miles Davis en het latere Talk Talk en zal later nog terugkeren in Hang Out With The Whipster Dude en in All Things One By One.  In het ene, dat niet zou misstaan op de soundtrack van een David Lynch-film, laat Whipstergitarist Peter van der Heide het een beetje spoken, in het andere omwikkelt Lentze de gesproken tekst van Jurgen Veenstra met gitaarklanken. Beide songs worden van elkaar gescheiden door het grimmige, Sonic Youth-achtige Creeping Doubts.

Jurgen Veenstra neemt ook de zang voor zijn rekening in de mooie ballad Bring It On Home, stilistisch gezien één van de meer afgelijnde liedjes op dit album. Erg aanstekelijk is ook de cover van I’m A Fool To Care, een countrysong van Ted Daffan's Taxans uit 1940. Die wordt hier "verbluesd" en klinkt naar het einde toe zelfs ietwat uitgelaten, alsof het de zanger helemaal niéts meer kan schelen en hij daar nog blij om is ook.

De mooiste passages zijn misschien wel die waarin koers wordt gezet richting etnische muziek. In het verrukkelijke AfroAsiax, een conversatie tussen de resonatorgitaar van Rudy Lentze en de ploktokkel van Fons Sluijter, lijken de twee de zon te begeleiden tijdens een reis van het Verre Oosten naar Afrika. Diezelfde ploktokkel (het instrument lijkt wel een kruising tussen een cello en een akoestische bas, maar voor hetzelfde geld slaan we de plank hier volledig mis) duikt aan het eind van de plaat ook op in het prachtige, pakkende Bengawan Solo.

In het korte, instrumentale Gamelan Fever knoopt Lentze al even aan met de muziek van zijn geboorteland, maar dat is slechts de prelude van het slotnummer, een oud Indonesisch krontjonglied dat de loop beschrijft van de Bengawan Solo, de langste rivier van Java. Het nummer staat niet zomaar op het album, het was het lievelingslied van Lentzes moeder, aan wie ‘Nocturnal Leeches’ Rendez-vous’ is opgedragen.

Wanneer de Bengawan Solo uiteindelijk uitmondt in de Javazee, is het ook afgelopen met dit wondermooie album. Wat rest, nadat de laatste noot is uitgestorven, is heimwee, want het was heerlijk ronddwalen in het muzikale universum van Rudy & His Fascinators.

11 december 2023
Marc Goossens