PJDS - Extinct Birds
Beuzak Music
Wie zich “beet heeft laten nemen” door de voorafgaande single, zou wel eens voor een verrassing kunnen komen te staan. De nieuwe plaat van PJDS is koppig, moeilijk te temmen, maar daarom nog niet minder de moeite.
Mark Howard, de man die de mix van 'Extinct Birds', zevende langspeler van PJDS, het collectief rond de initialen van Pieter-Jan De Smet voor zijn rekening nam, omschreef de muziek naar verluidt als "completely up his alley of weird shit". En daar kunnen we wel inkomen. Ons doet het een beetje denken aan het meest weerbarstige werk van Sukilove, de helaas ter ziele gegane band rond die andere eigenzinnige Belg.
“Noone is trying to break your heart”, klinkt het in Doe, waarbij de hinde opdoemt uit percussie met een enkele gitaar en vaag gekras in de achtergrond, terwijl De Smet de smachtende tekst op de hem zo typische manier zingt. De bas neemt het daarna over, terwijl de percussie is verworden tot ongedefinieerd cimbaalgetik en een enkele drumrand. Het lijkt allemaal niet bij elkaar te passen, maar dat doet het toch. Opener Black And Blue ben je dan al gepasseerd en voelt al even vreemd aan, ook al lijkt daar meer structuur in te zitten.
Minder weird shit, maar nog steeds gek genoeg is Beach Head met de door elkaar lopende stemmen. Het geheel klinkt hier metalig, maar wel erg funky en zelfs dansbaar. Opnieuw wordt er een andere weg uit gegaan.
Days We Will Not See is dan weer zo'n ondefinieerbaar geval dat eigenlijk alleen maar bestaat uit De Smet die de tekst met veel gevoel zingt over een dwarse baslijn en enkele ongedefinieerde achtergrondgeluiden. En toch lijk je op één of andere manier door dat nummer te worden betoverd.
Love Must Wait krinkelt zwoel om je heen terwijl De Smet de meest donkere vocalen uit de buik haalt. En dat werkt prima in combinatie met opnieuw die beladen bas, waarmee het nummer lekker volgepakt zit.
Zelfs een intieme ballade als het magistrale The Dew Was Still On Her krijgt een onderlaagje van vreemde geluidjes, waarmee dat als een soort rode draad door de hele plaat lijkt te lopen en het album op die manier consistent wordt. Verkijk je trouwens niet op die “ballade”, want naar het einde toe ontspoort de track nog helemaal, net zoals je inmiddels verwacht. Of toch ook weer niet.
En als je dan denkt alles gehad te hebben, volgt er nog het duistere Salt-Laced City, dat ons alvast doet denken aan het vroege solowerk van Robbie Robertson, niet in het minst door de manier waarop (alweer) De Smet het zingt. En dan moet This Dirt nog komen.
Om maar te zeggen: hoe aanstekelijk If It Wasn't For Love ook moge zijn (en we betrappen ons er nog steeds op dat refrein ongevraagd te zingen), om de rest van deze plaat te smaken, zal u moeten kauwen. Maar zijn dat dan uiteindelijk ook niet de albums, die het langst doorsmak(k)en?