Oh Sees - Face Stabber

Castle Face

Face Stabber

‘Face Stabber’ is het nieuwste album van Oh Sees, ook wel bekend als OCS, Thee Oh Sees, Thee Oh See's, The Oh Sees of The Ohsees (maakt u zich geen zorgen: u bent niet de enige die er tureluurs van wordt). Het is dan ook niet gemakkelijk om de avonturen van de wispelturige Amerikaanse garagerockers bij te houden. Met ‘Face Stabber’ zet de groep, geleid door frontman en enig continu lid John Dwyer, het tweeëntwintigste album in dertien jaar tijd neer.

Ter referentie, dertien jaar is de tijd die Tool nodig had om het gehypte ‘Fear Inoculum’ uit te brengen. Een oneerlijke vergelijking, we weten het, maar feit blijft dat maar weinig hedendaagse bands kunnen concurreren met het helse tempo dat Oh Sees aanhouden (King Gizzard And The Lizzard Wizzard zijn de enigen die ons te binnen schieten). Die prestatie is des te indrukwekkender als je weet dat Oh Sees over het algemeen albums van meer dan redelijke kwaliteit weet af te leveren. 

Desalniettemin lijdt ‘Face Stabber’ onder het kwaaltje waar wel meer Oh Sees-albums onder lijden: overbodige filler. De band lijkt elke jam die en elk nummer dat ze ooit schreven, steevast op plaat te willen neerkwakken. En de nieuwste is daar geen uitzondering op. We hebben ons al vaker de bedenking gemaakt dat de creatieve productiviteit van de band het commerciële succes eerder ondermijnt dan bevordert. En ook op ‘Face Stabber’ neemt de band geen gas terug. Integendeel: het is meteen ook de eerste dubbelaar.

Had de band zich beperkt tot een traditioneel album, was het album wellicht één van de betere werken geweest waar we mee bekend zijn, maar momenteel moet ‘Face Stabber’ die eer aan zich laten voorbijgaan. Het uitgesponnen album gaat met een speelduur van honderdtwintig minuten zowel kwalitatief als stilistisch alle kanten uit en over een coherent geheel lijkt amper nagedacht te zijn. (We horen onder meer psych-, jazz- en garagerock voorbijkomen.)

Nummers als Henchlock en Scutum & Scorpius zijn eigenlijk niet meer dan lang uitgesponnen degelijke jamsessies die vlot over de éénentwintig en veertien minuten gaan (de speelduur deed ons aanvankelijk vrezen voor filler). En op deze nummers doet de band meer dan ooit aan Can denken. (De krautrock-invloeden komen op dit album sowieso veel meer naar voren dan in het verleden.) De kortere nummers daarentegen zijn van wisselende kwaliteit. Dieptepunt is het overbodige Captain Loosely, dat gelukkig gecompenseerd wordt door hoogtepuntjes als het psychedelische Fu Xi en The Daily Heavy

Soms lijkt het alsof de band in een tijdmachine gestapt is, naar 1971 teruggereisd is en dit album heeft opgenomen. Die indruk wordt verder versterkt door de analoge feel van het album en de stem van frontman Dwyer, die veel minder naar voren komt dan op vorige albums, om de instrumentale stukken meer ruimte te geven. ‘Face Stabber’ bevat pareltjes, maar helaas: overdaad schaadt. 

24 september 2019
Max De Boeck