Änglagård - Prog på Svenska
eigen beheer
In 1996 was het live-document ‘Buried Alive’ het requiem van het veel te kort geleefde maar legendarische Änglagård. In maart 2013 keerde het Zweedse progcollectief drie avonden terug naar de theaters. Op ‘Prog på Svenska’ (‘Prog op z’n Zweeds’) verrijst de door mellotron aangedreven feniks in de Club Citta' in Tokyo, waar het de affiche deelde met The Crimson ProjeKCt van Adrian Belew en Tony Levin. Bij uitstek een live-band schiet de nieuwe bezetting van Änglagård hier glorieus in reliëf.

Änglagård was in de jaren negentig een sensatie. Critici zagen geen zoveelste neoprogoutfit, maar “the real thing”, een band met een sound die teruggreep naar de orgels, fluiten en mellotrons van de seventies, ofschoon met moderne productiewaarden.
Vooral in de Verenigde Staten was de interesse voor het debuut ‘Hybris’ enorm, en de Zweden werden uitgenodigd op het allereerste Progfest in 1993 te Californië. De voorste plaatsen in de zaal waren zo gegeerd bij progheads dat er een algemene consensus ontstaan is over het historische karakter van de avond: de muziek die punk en disco niet klein kregen, bleek “alive and kicking”.
Volgens de Canadese kenner en radio-dj Jerry Lucky is Änglagård één van de invloedrijkste en belangrijkste progbands ter wereld. Hier was een band die de geest van de jaren zeventig incorporeerde en de fakkel overnam van vroege Genesis en King Crimson. Hun composities stonden bol van sfeer- en tempowisselingen.
‘Hybris’ verkocht zevenduizend exemplaren in een tijd dat distributiemogelijkheden en media-aandacht voor prog pover waren. In heel wat polls werd het ‘album van het jaar’. Ook de instrumentale opvolger ‘Epilog’ (1994) werd met lof overladen, maar de barsten in de muur waren door muzikale verschillen toen al zichtbaar. De cultband splitte na een tweede doortocht op Progfest, die als ‘Buried Alive’ werd vastgelegd.
De grootste verdienste van Änglagård ligt in het beheren en het doorgeven van de rijkdom van de progressieve muziek zoals die zich karakteriseerde in de periode 1970-1976. Dat is des te opvallender omdat de bandleden ten tijde van ‘Hybris’ jonge twintigers waren. De rentmeesters hadden de gouden seventies zelf niet bewust meegemaakt.
De band gaf zich niet veel tijd om de erfenis te executeren; na ‘Buried Alive’ bleef het de volgende vijftien jaar stil. In 2012 verscheen dan eindelijk de uitstekende comebackplaat ‘Viljans Öga’. Het bleek ook het laatste album met toetsenist Thomas Johnson en drummer Mattias Olsson in hun rangen. Olsson zou een nieuwe uitdaging vinden in de formaties Kaukasus en Necromonkey.
Stichtend gitarist Tord Lindman en de klassiek getrainde fluitiste Anna Holmgren vonden onversaagde wapenbroeders in twee vaste leden van Brighteye Brison. Die groep mag dan een minder duistere visie op progressieve muziek hebben, toetsenist/saxofonist Linus Kåse en drummer Erik Hammarström hebben zich de monsterreputatie van hun nieuwe werkgever met verbazend gemak toegeëigend. Een andere aanwinst op ‘Prog på Svenska’ is bassist Johan Brand die zijn vintage Rickenbacker en zijn Moog Taurus baspedalen geweldig laat ronken.
In een oogstrelend digipack met uniek artwork krijg je twee schijven vol hoekige maar breed ademende groepsklassiekers als Höstsejd, Jordrök en Kung Bore. Sowieso schuwt deze band geen risico’s en doet er nog een hele schep bovenop door het concert te starten met Introvertus Fugu (Den Asociala Blåsfisken) part 1, een embryonaal werk dat misschien wel een vierde studioplaat aankondigt. Wat we hier te horen krijgen, klinkt zo opwindend dat een nieuwe worp voor ons niet snel genoeg kan komen.