Museum Of Love - Museum Of Love

DFA Records

In het muziekmuseum zou deze eersteling van Museum Of Love op het eerste gehoor niet misstaan tussen New Order, OMD, Talking Heads en Soft Cell, maar de DFA-stempel verraadt hen.

Museum Of Love



Is er leven na LCD-Soundsystem? Voor James Murphy wel. Hij leek de laatste tijd actiever dan ooit met gastoptredens, een nummer met Gorillaz en Andre 3000, de productie van ‘Reflektor’ van Acrade Fire en ‘Mosquito’ van Yeah Yeah Yeahs, het regisseren van een kortfilm, een remix voor David Bowie, zijn eigen koffiemerk, enz.  

De rest van de band hield zich stil. Tot vorig jaar, toen verscheen Down South, eerste (prima) track van Museum Of Love, een samenwerking van drummer Pat Mahoney en boezemvriend Dennis McNany (The Juan MacLean, maar ook gekend als Jee Day). Genoemde song mag ook het album openen (al staat er nog een korte intro voor) en drijft op een basssynthriff, die meteen de aandacht vraagt. Ook de slowmotionfalsetto van Mahoney valt op.

Een paar maanden later volgde een tweede track: Monotronic. Eveneens een loom nummer, maar hier laat Mahoney zijn stem zakken. De song neemt zijn tijd om zich te ontvouwen over een repetitieve, dronerige beat en bereikt zijn climax pas helemaal aan het eind, wanneer ijle stemmetjes plots boven een sneltrein lijken te zweven.

En toen werd het stil. Pas een jaar later verscheen dit album. De heren namen dus ruim hun tijd om de amper negen songs - een is dan nog de voornoemde intro - vorm te geven. De plaat komt uit op het DFA-label van Murphy en past perfect binnen het rooster dat het label de laatste jaren uittekende. Museum Of Love is melodische eightiessynthpop vermomd als indiedance en eindigend met een zweverige ballade, compleet met strijkers.

Als single werd gekozen voor het in golven aanspoelende In Infancy, een van de luchtigere synthpoptracks op de plaat. Hij houdt het midden tussen iets van OMD en Dirty Projectors.

Na Fathers, weer een eerder langzame track, wordt plots frontaal op de pelvis gemikt met The Who’s Who Of Who Cares. De geduldige beat en de gesyncopeerde melodie lijkt op die van Blue Monday van New Order, maar de song weet toch te verrassen doordat Mahoney zijn stem plots een octaaf laat zakken en croonend zijn tekst brengt.

Nog meer disco volgt in het met steeldrum opgesmukte Learned Helplessness In Rats (Disco Drummer), maar het is wel anderhalve minuut wachten eer de dansbenen aangesproken worden. Niet zo in The Large Glass, wat wel een explosieve new wavedanceclassic lijkt. Mocht Patrick Nebel nog leven, hij zou er spontaan “Movoco synthaca” op debiteren.

Mooie DFA-release, maar baanbrekend, dat niet.

21 november 2014
Marc Alenus