Lucretia Dalt - A Danger To Ourselves
RVNG
De wat eigenzinnige, Columbiaanse klankartiest Maria Lucrecia Perez Lopez ofte Lucretia Dalt heeft, na haar lijst quasi jaarlijkse releases sinds debuut ‘Congost’ (2011), een jaar of drie een pauze ingelast om alles even op een rijtje te zetten en om de vele ideetjes en klankflarden die ze tijdens de drukke tourschema’s opnam, dieper uit te werken. En dat zijn er duidelijk wel wat. ‘A Danger To Ourselves’ is naar eigen zeggen dan ook haar meest geluidsmatig ambitieuze en persoonlijk diepgaande werk tot op heden.
En als je al eens hoorde van de soms wat abstracte klankcollages die ergens zweven tussen ambient, folktronica, alt-pop en Spaans-Engelse songwritermuziek (en vooral een geheel eigen structureel leven kennen), of recentelijk zelfs Dalt haar musical composities ontmoette, weet je dat ook dit album weer iets heel bijzonder is.
Dertien songs krijg je te verteren. Die variëren van introverte liefdesliedjes van een minuut met enkel gitaartokkels en de erg sterke maar ook broze stem van de zangeres zelf (Amorcito Caradura), tot een soort van morbide avantgarde spoken word moment met wat hardnekkige trommeltjes, rafelritmen en verheven stemmen (No Death No Danger), of fatalistische, slepende blues met geselende percussieritmen (Covenstead Blues).
Doorheen dit album met vele verschillende gezichten zit in elk geval één constante: een aangrijpende mystiek die overheen deze plaat hangt. Die Spaanse teksten? Die soms ongrijpbare geluiden of plotse sfeermomenten die halfweg een track in twee of meer stukken snijden? Het is niet gemakkelijk de vinger op de pols te leggen. O ja, in de eerder dit jaar verschenen single Cosa Rara komt niemand minder dan experimentele goeroe David Sylvian (van Japan) voor een vocaal tegenwicht zorgen. Dat zegt natuurlijk ook al wat.
De liedjes op dit album mag je dan ook eerder beschouwen als een soort van voortdurend in beweging zijnde klankcollages. Mede vormgegeven door vaste rechterhand en percussionist-bassist Alex Lázaro, worden beats, samples, baslijnen en akoestische instrumentale bijdragen verknipt in nieuwe composities die zelfs ogenschijnlijk eenvoudige sfeerliedjes vol onderhuidse - maar nooit storende - onrust steken. Lucretia Dalt maakt op dit album duidelijk een overstap van lo-fi naar hi-fi.
En dan komt de in Berlijn wonende songwriter plots halfweg met een mooi opbouwend nummer als Hasta El Final op de proppen, waarin een melancholische, bloedmooie zang wordt ondersteund door een tristesse van slepende strijkers. Kwestie van aan te geven dat Dalt niet enkel een fantastische klankcomponist is, maar ook begenadigd is met een emotioneel sterk dragende, licht hese, hoge zweefstem.
Toegegeven: bij een eerste kennismaking kan je dit album best in een keer of vier verteren. Er zitten gewoonweg iets té veel onvertrouwde elementen in dit luisteravontuur, en songs als Divina durven ontaarden in een soort van chaos van klanken en flarden. En in vier minuten Mala Sangre krijg je zo’n voortdurende diversiteit van structuurwijzigingen, karakters en geluiden (“You are afraid of the mess I’ve made” – de nagel op de kop), dat je de draad helemaal kwijtraakt. Dan kan je wel wat zuurstof gebruiken. Maar doorheen de mist van vernieuwing krijg je ook wel een enorme emotionele ontlading, misschien wel de allergrootste kracht van deze plaat. Dit is intrigerende gemoedsmuziek voor wie avontuurlijk is aangelegd, zonder twijfel.