Laura Veirs - The Lookout

Bella Union

Sinds Laura Veirs kwam piepen aan het eind van vorige eeuw heeft ze al tien studioalbums uitgebracht. Zelden stelde ze teleur, ook niet in samenwerking met Neko Case en K.D. Lang, maar toch scheert de bescheiden zangeres nog zelden hoge toppen en behoort ze stilaan tot het meubilair. Onterecht.

The Lookout

Laura Veirs zoekt nooit de controverse, ook niet op haar tiende album. Zij gaat samen met echtgenoot Tucker Martine voor doorwrochte, degelijke songs met een boodschap. Haar liedjes klinken dan ook nooit verrassend, maar wel altijd oprecht en dat is deze keer zeker niet anders.

Veirs nam haar tijd voor deze plaat. Er zijn al vijf jaar verstreken sinds ‘Warp And Weft’. Vijf jaar die behoorlijk turbulent waren, zowel voor Veirs persoonlijk als voor haar land, de VS. Ze worstelde met haar moederschap en een midlife-crisis, verloor enkele vrienden en zag haar land steeds meer verdeeld worden, terwijl diegenen, die het beu raakten, zich op zichzelf terugtrokken. Over al deze zaken gaan de twaalf songs op deze plaat en toch is die niet aardedonker.

Op die twaalf songs de bekende recepten uit de folk- en de countrytraditie zoals lapsteel en bluegrass-achtige fingerpicking, maar ook met enkele moderne, elektronische toevoegingen en een paar gerenommeerde gasten zoals Sufjan Stevens (Watch Fire) en Jim James van My Morning Jacket (Mountains Of The Moon en een cover van Grateful Dead).

Margaret Sands opent de plaat op traditionele wijze, maar meteen daarna volgt het veel meer gelaagde Everybody Needs You ,dat doet denken aan Veirs zoals ze klonk ten tijde van Year Of Meteors. Jammer dat er niet meer van dit soort tracks de plaat haalden. Veirs had er nochtans honderdzeventien bijeen geschreven voor deze plaat. Enkel Lightning Rod komt later nog in de buurt.

In Seven Falls  - over hoe hard kinderen kunnen zijn – en Mountains Of The Moon wordt de lapsteel van stal gehaald, wat de songs meteen een erg rootsy karakter geeft en in Heavy Petals voeren warme houtblazers de boventoon en die geven de song de zachtheid van een moederborst.

De titeltrack is een welkome, uptempo song waarin ze de liefde van haar leven eert en die een mooi contrast vormt met The Meadow, een tedere pianoballade over de breekbare eindeloosheid van schoonheid. Het is hier dat Veirs echt een buffer opwerpt tegen de harde buitenwereld.  

En er is hoop, zo bezweert Veirs in When It Grows Darkest: “Look up above / There can be no doubt / When it grows darkest / The stars come out”, zo zingt ze in deze slepende song die met grillig vioolspel en elektronica werd opgesmukt.

En hoop is ook het thema van de prachtige afsluiter Zozobra waarin subtiel verwezen wordt naar Neil Young en voor de zoveelste keer het woord “turquoise” valt. Dat mineraal werd door de native people beschouwd als een helende steen waarmee je een connectie kan maken tussen hemel en aarde. Zozobra verwijst dan weer naar een traditie uit Santa Fe. Daarop wordt een “man of gloom” verbrandt. Die man staat voor alle menselijke tekortkomingen, fouten en egoïsme.

De bedoelingen van Veirs zijn dan ook duidelijk: naast een mooie plaat afleveren, wil ze een boodschap van hoop en verbinding brengen in turbulente tijden. Missie geslaagd, durven we zeggen en dan moet haar show in de AB op 30 mei nog komen.

21 mei 2018
Marc Alenus