Laura Veirs - Found Light

Bella Union

Found Light

Kan je nog debuteren na drieëntwintig jaar carrière en elf eerdere albums? Laura Veirs wel.

Ja, de artieste uit Portland zat een poosje in het donker. Haar man en producer Tucker Martine en zij scheidden kort nadat het vorige album ‘The Echo’ was afgewerkt en daar stond ze dan. Ja, ze kon zingen en nummers schrijven, maar ze werkte al zo lang met Martine samen. Zou ze ooit nog klinken zoals ze ooit klonk?

Het antwoord is eigenlijk nee en tegelijk “so what”? Het was al aan leadsingle Winter Windows en opvolger Eucalyptus te horen: Veirs slaagde erin haar twijfels te overwinnen en te klinken als een zelfzekere artieste die geniet van het feit dat ze nu zelf aan het stuur zit. OK, ze kreeg nog wel hulp van Shahzad Ismaily, maar een deel van de productie deed ze zelf en voor het eerst zong ze terwijl ze gitaar speelde.

Dat was pas mogelijk na het (her-)ontdekken van een aantal hobby’s,  een paar solo-sessies bij haar thuis en een aantal met Dave Depper van Death Cab For Cutie, maar al bij al ging het snel. ‘The Echo’ is nog maar twee jaar oud en de opvolger ligt al in het uitstalraam! En laat ons niet vergeten dat het ook voor Veirs zwaar was als artieste tijdens de pandemie.

Volgend jaar wordt ze vijftig, maar met deze plaat toont ze aan alle andere vrouwen hoe ver je kan komen met veerkracht. Als je haar ziet dansen in de clip van afsluiter Winter Window, zie je hoe het vertrouwen en het gevoel van levendigheid van het scherm spat. En ook Eucalyptus heeft een huppelend ritme en heeft ze een duidelijke boodschap voor haar ex: “I met a Turkish man who sells rugs/ He seemed very gentle like he knew love/ I met a Brazilian who taught me to dance/ He made me feel my second chance.”

Tussendoor verscheen ook Seaside Haiku nog als single, maar dat was vooral een briefje aan zichzelf, een reminder om nooit meer teveel van zichzelf te geven. Over een gruizige gitaar herhaalt ze het als een mantra: “Give but don't give too much of yourself away/ Give but don’t give too much.”

Die drie singles zijn wel de felste tracks op de plaat, naast ook Komorebi (Japans voor “'Als het zonlicht door het bladerdek van bomen heen schijnt”) dat doorsneden wordt met een kakofonie aan blazers. Ze vormen een mooi contrast met de rest van de veertien tracks die eerder ingetogen zijn.

Toch valt ook daarin vanalles te beleven. In de opener en in Can’t Help But Sing gaat ze in duet met zichzelf, Naked Hymn en My Lantern worden verlucht met heerlijk zachte sax- en klarinettonen en het rustig startende Time Will Show mondt uit in een ruwe paringsdans met strijkers. En dan zijn er nog de bijdragen van old time vrienden Sam Amidon en Karl Blau en de slimme teksten van Veirs.

Eigenlijk zie je het al aan de cover: Veirs klinkt zelfzekerder dan ooit. Net als op de hoes van ‘The Echo’ zit ze met de benen wijd, maar op die van ‘The Echo’ houdt ze nog zedig haar handen voor haar kruis, terwijl ze nu als een Walkure vrank en vrij de luisteraar in de ogen kijkt in een houding die je eerder met een man associeert.

 

8 juli 2022
Marc Alenus