Kaai Man - Gaandeweg
Sing My Title
Die “moeilijke tweede”, is dat nu een feit of een fabel? Kaai Man trekt er zich alleszins niets van aan. Drie jaar geleden maakte hij al indruk met zijn debuut ‘Overkant’, maar opvolger ‘Gaandeweg’ overtreft dat exploot nog vele malen.
Het leek er nochtans lang op dat het muzikale momentum van Fred Verhaegen, de man achter het alter ego, al een tijdje voorbij was. Rond de eeuwwisseling bracht hij één plaat uit met het licht ontvlambare Mambo Chillum, op een moment dat de groep al was gesplit, en twee albums met Durango. Hierna volgden nog een korte passage als mondharmonicaspeler bij Don Croissant (aka Little Jimmy) en een plaat met Wild Ox Moan (’08). Maar dan werd het stil, tot Verhaegen een jaar of zes geleden weer boven water kwam en - verveld tot Kaai Man - met De Duivel zijn eerste, beklemmende song uitbracht in het Nederlands.
Dat het hem in zijn moedertaal beter lukt om uiting te geven aan zijn zielenroerselen dan in het Engels, bewees hij drie jaar later nog een keer met Zuster Zuster. Deze bluessong stond eerder al als Sister Blue op de Wild Ox Moan-plaat, en was meteen ook één van de voorlopers van Kaai Man-debuut ‘Overkant’ (’22), door Fred Verhaegen grotendeels zelf ingespeeld en opgenomen in de homestudio van Jef Verbeeck, van wijlen Raketkanon. Het opzet leek misschien eerder bescheiden, maar de impact van de naakte, indringende songs was eens zo groot: ‘Overkant’ was een prachtige plaat waarop de Mississippi en de Schelde mooi in elkaar overvloeiden, en traditionele Deltablues en “onze” kleinkunst een liefderijk huwelijk aangingen.
Ook opvolger ‘Gaandeweg’ verenigt het beste van beide werelden. Deze keer hees Kaai Man met De Oeverlozen zelfs een heuse bemanning mee aan boord, met ervaren rotten als Filip Wauters op gitaar en lapsteel, Filip Vandebril op (contra)bas, Frederik Van Den Berghe op drums en Jorunn Bauweraerts op zang. Producer Koen Gisen zorgde ervoor dat deze muzikanten hun kunnen konden etaleren in de negen, authentiek en organisch klinkende songs, maar elkaar - en Kaai Man – daarbij niet voor de voeten liepen. Op ‘Gaandeweg’ staat dus geen noot te veel, maar de noten die er wél op staan, staan allemaal op de juiste plaats.
De lijm tussen al deze componenten is Fred Verhaegen, met zijn gitaar, zijn mondharmonica en zijn stem. Wat geldt voor de muziek, kan trouwens ook worden gezegd over de teksten: geen letter te veel, maar wel altijd de juiste woorden, waarmee hij in enkele penseeltrekken doeltreffend een situatie, een gevoel of een plaats weet te schetsen. Verhaegen heeft ook voldoende levenservaring om de muze niet te moeten smeken om stof voor zijn teksten; de verhalen dienen zich spontaan aan, vaak op onbewaakte momenten. En daar valt – zoals hijzelf aangeeft – niet over te onderhandelen.
‘Gaandeweg’ opent met het dromerige Wind, een mooie, pakkende en poëtische song die qua sfeer zelfs wat doet denken aan Leonard Cohen. Begeleid door een repetitieve, bezwerende gitaarriedel, een rommelende bas, ingehouden drums, een huilende lapsteel en de haast ongrijpbare stem van Jorunn Bauweraerts die doorheen de song waaiert, mijmert de ik-figuur over een verloren geliefde, en vraagt hij aan zijn goede vriend de wind – als hij haar vindt – te waaien door haar haar.
In Tot De Zon Opkomt vallen tekst ("Je wil liefst verdwijnen in de horizon / en rijden, rijden / tot de zon opkomt"), de ritmiek en de dynamiek mooi samen met de protagonist, en zijn zoektocht naar innerlijke rust. Waanzin is dan weer een uitgesponnen, benauwende song, waarin de luisteraar haast in de huid wordt gedúwd van een verslaafde die maar niet loskomt uit zijn vicieuze cirkel. De tekstregels “Daar sta je dan in het holst van de nacht / op het lege plein / waar geen kat komt / waar je als mens liever niet hoeft te zijn…” bezorgen ons al meteen kippenvel, maar wanneer Verhaegen de stilte van die nacht verscheurt met zijn mondharmonica, komen daar ook nog eens koude rillingen bij…
Die verdwijnen gelukkig weer als sneeuw voor de zon bij Melk En Bloed, een warme, liefdevolle song, waarin hij zijn dochter probeert te stimuleren om de wereld te verkennen, en haar tegelijk verzekert dat ze – als het even moeilijk gaat – steeds bij hem terecht kan. Ook Liefde Zonder Eind, waarin Kaai Man zijn eigen wezen en zijn onder het vergrootglas houdt, begint met een eenvoudig, maar erg efficiënt bluesgitaarloopje (vintage Kaai Man, mogen we ondertussen zeggen). Maar al snel nemen lapsteel en stem de bovenhand in deze melancholische americanasong, die dankzij de bas en de drums zelfs nog een lichte reggae-ondertoon meekrijgt.
In We Blijven Stil fileert Verhaegen een relatie die zich in een crisis bevindt. De “ik” stelt vooral zichzelf in vraag in de strofen, maar in het refrein krijgt hij het gezelschap van een vrouwenstem. Denkt ze dan net hetzelfde als hij, en is ook zij “nog op zoek naar dat eerste woord dat alles openmaakt”? Dat het pijn doet, maakt de huilende mondharmonica alvast meer dan duidelijk. Het uptempo Marylou is country, maar dan zoals die alleen hier, bij ons, wordt gemaakt. Guido Belcanto is bijgevolg niet ver uit de buurt, wanneer het radeloze hoofdpersonage aan zijn verhaal begint: “Daar op de bar staat mijn lege glas / de barman geeuwt en geeft mijn jas / en ik weet niet waar naartoe”. Ook hij is op de loop voor de herinneringen aan een ter ziele gegane liefde, maar wil - allicht tegen beter weten in - de moed nog niet helemaal opgeven.
Het broeierige, hier en daar zelfs wat onheilspellend klinkende Halfstok roept niet alleen een onvervalste Nick Cave-sfeer op, door de zang moesten we ook geregeld denken aan Jacques Brel. Niet meteen artiesten die je in de allereerste plaats zou associëren met blues of roots, maar ze maken – of maakten - wel allebei “zielsmuziek”. Met het gezwinde Pluk De Dag krijgen we een mooie, passende afsluiter. Deze song heeft een geweldige tekst (of wat had u gedacht?) en een onweerstaanbare groove die zelfs uitnodigt tot dansen, maar lijkt toch vooral het levensmotto van Kaai Man samen te vatten.
Geruggensteund door een excellente band, ontbindt én bezweert Fred Verhaegen zijn duivels op ‘Gaandeweg’. Hij gaat dan ook geen gevoelige onderwerpen uit de weg. Kaai Man legt meermaals de vinger op de wonde, maar biedt tegelijk ook troost. Hij is een scherpe observator, maar toont empathie. Hij schetst soms wanhoop, maar is nooit hopeloos, omdat hij weet dat “gaandeweg” alles op een of andere manier toch nog goedkomt.
Hoewel er nergens echt uitbundig wordt gemusiceerd, is dit toch een spannende, intrigerende en intense plaat, vol authentieke muziek en dito emoties. Maar bovenal is ‘Gaandeweg’ ook een diepmenselijke plaat, één zoals we er dit jaar niet veel zullen te horen krijgen…