Junk Son - Beginning, Ending, Pretending

37 Adventures

Kan het ook anders dan dat producer John Dunk aka Junk Son uit Londen afkomstig is? 's Mans combinatie van pulserende postdubstepbeats en haast etherische ambientklanktapijten zijn een reflectie van de beweging in de hedendaagse UK bass-scene, waar bas, droge clicks en suggestieve melodieën elkaar in inventieve creaties ontmoeten. 

Beginning, Ending, Pretending

De hongerige Dunk heeft tijdens zijn studietijd aan de Goldsmith-universiteit (een BA in klassieke muziek) enkele jaargenoten rond zich verzameld om het jeugdige project Junk Son vorm te geven. De reden van deze info? Al snel blijkt dat deze plaat balanceert op het wankele evenwicht tussen sfeer en moderniteit enerzijds en authenticiteit anderzijds, waarbij aan dat laatste al eens verzaakt wordt. De nood om hip te zijn?

Maar even bij het begin. De ijle elektropop met hoge zweefstem van Amy Spencer, die versmelt met een diepe poel van echo’s en glijdende gitaaraccenten, wordt aan de aarde gebonden met downtempo beats van heldere tics en clicks en diep zinderende baspulsen. Bij momenten tracht Junk Son stevige hoogtes (of dieptes) te bereiken, zoals in Pace By Pace, waarin wegdraaiende space-effecten, sfeersynths en samples domineren en een diep pompende dubstepbas de drive bepaalt. Op zich zeker fraai en sfeervol. De aanvulling met een inventief gebruik van wekker- of handspelletjesritmes, die gedigitaliseerd werden, geeft, net als de zeldzame aanwezigheid van de warme stem van John Dunk zelf, blijk van een gedurfde aanpak.

Helaas houdt Junk Son die scherpte niet de hele tijd vast. Regelmatig zweeft ‘Beginning, Ending, Pretending’ weg in een ontastbaar geheel van echo’s en onverstaanbare, vrouwelijke zanglagen, zelfs af en toe knipogend naar shoegazebands als Cocteau Twins. Daarbij verzaakt het gezelschap het principe dat een goede songbasis primeert boven zaligmakende scapes, beats of effecten en dat is wat moeilijk te verwerken. Want wie toch probeert om doorheen de veelvuldige, zwevende sferen en halo’s te prikken, struikelt ongetwijfeld over teksten als: “You’re under my skin / I’m breathing you in / Under my skin / but I can’t let you in.” Of die merkt plots dat er in feite helemaal geen basismelodie is.

Er is nog steeds terechte twijfel: hot or not? En Junk Son speelt zijn elektronisch spel goed, met oog voor productie, detailgeluiden en afwerking, zoals het vandaag hoort. Laat het dan de boodschap zijn om nog wat meer aan de inhoud zelf te sleutelen naar de volgende plaat toe en minder bezig te zijn met identiteit en uitstraling - toegegeven, geen evidentie om in hippe Londense kringen door te breken - en dan komt het zeker goed. 

14 januari 2017
Johan Giglot