James - Girl At The End Of The World

BMG

Wonderbaarlijk hoe een band als James gedurende één hitje erkenning kreeg op het vasteland in de jaren negentig en sindsdien onverstoord teert op een sterrenstatus die beperkt blijft tot het Verenigd Koninkrijk. Het zal hun worst wezen. Het gezelschap komt gewoonweg niet meer de grote plas over voor optredens; tot frustratie van de hardnekkige fans hier. Want James blijft wonderbaarlijke indiepopplaten maken en bewijst met ‘Girl At The End Of The World’ verre van uitgeblust te zijn.

Girl At The End Of The World



Die ongedwongenheid, die James de laatste studioalbums volle creatieve vrijheid geeft, werpt ook hier weer zijn vruchten af. Geen nood aan singles, hoge verkoopscijfers of plotse doorbraken. James doet nog steeds waar het goed in is: zijn vele volgers plezieren met folkrockplaten waarin de hoog zwevende stem van zanger Tim Booth het voortouw neemt, maar waarin ook subtiel gegoocheld wordt met frisse elektronica, psychedelisch gitaarwerk en akoestische virtuositeit.

Dat elektronische accentje is overigens de verdienste van de legendarische ambientgrootmeester Brian Eno, met wie de band zo’n twintig jaar geleden ook al het experimentele tussendoortje ‘Wah Wah’ inblikte. De grandeur, die van dit album uitgaat en die de gelaagde songs van James wel vaker begeleidde, is ditmaal van de hand van producer Max Dingel, die ook ondermeer The Killers, Muse en White Lies een stadionsound aanmat.

Wat meteen opvalt: ‘Girl At The End Of The World’ opent met dik twee minuten buitenaardse psychedelica vooraleer Booth met zijn kenmerkende zang invalt. Gitaren vibreren, de bas zindert en het orgel hobbelt er stevig op los, zonder dat het popnummer hoog de ruimte inschiet. En dan weerklinkt herhaaldelijk “You’re just a bitch bitch bitch”; een binnenkomer die kan tellen. Ooit pakte dit inmiddels zevenkoppige gezelschap uit met de single Come Home, en dat is nu net het gevoel dat ontstaat wanneer de frontman zijn met zijn warm glijdende, typerende stem een nieuwe plaat inzet. Dan maakt de feitelijke, tekstuele invulling wat minder uit.

James stapt anno 2016 met twaalf songs de moderniteit in. Die variëren van meer ingetogen folkballades tot ronduit bombastische indiepopsongs. En toch houdt de band de ogenschijnlijke onschuld staande dankzij een eenvoudige liedjesbasis en oprechte zang, die in de refreinen fijn ontdubbelt. Maar onder die oppervlakte borrelt heel wat digitaal geweld. Zo is een simpel nummer als Catapult een ontdekkingstocht doorheen goed verscholen, digitale toevoegsels.

Onderliggende elektronische ritmes en voluit golvende synthesizerpartijen knipogen inderdaad naar The Killers, vooral in een bombastisch nummer als Attention dat met een grote gelaagdheid (strijkers, blazers) de hoogte in klimt en waartegen een smekende zang zich overtuigend afzet. Hetzelfde spektakel herhaalt zich in Surfer’s Song, waarbij James zelfs overschakelt op dancebeats en op een gelukzalige wijze naar de sterren grijpt.

De band maakt het zijn luisteraars niet heel eenvoudig. Enkele vlotte binnenkomers worden afgewisseld met liedjes die lang en zelfs wat bitter nasmaken. De Mancunians, die met deze veertiende studioplaat naar eigen zeggen hun moeilijkste bevalling ooit doormaakten, combineren improvisatie, intuïtie en toeval in songs die diep graven en voor uitdaging zorgen. Zo komt het dat ‘Girl At The End Of The World’, dat best herhaaldelijk en in stukjes en beetjes geconsumeerd kan worden, weer voldoende voedsel biedt om het uit te houden tot de volgende James-plaat het daglicht ziet.

16 maart 2016
Johan Giglot