Hooverphonic - In Wonderland

Sony

Even resumeren voor wie niet meer mee was: de destijds zorgvuldig gerekruteerde Noémie Wolfs is na twee studioplaten van de Hooverphonic-boot gestapt en heeft – net als haar voorgangsters – een eigen album opgenomen. Tijd dus voor een andere aanpak. Om niet naar een zesde frontzangeres op zoek te moeten gaan die het gezicht van de band moet bepalen, hebben vaste leden Alex Callier en Raymond Geerts besloten om een album te maken met diverse zangers en zangeressen. Kwestie van een breder perspectief te krijgen.

In Wonderland



Even los van het vocale verhaal. Hooverphonic blijft zich grotendeels wentelen in het rijk van theatrale popsongs, glijdende symfonieën en een gezapige drum- en basomkadering. ‘In Wonderland’ maakt zijn belofte van een meer eclectische aanpak echter gedurende tien sterke songs waar, goed voor een dik half uur smakelijke popmuziek.

De inmiddels twintig jaar meedraaiende hitmachine weet natuurlijk van aanpakken. Een wat benevelde, enigszins bescheiden eerste single Cocaine Kids met zijn psychedelische, slepende rockinvulling werd netjes opgevolgd door het universeel meezingbare Badaboum met zijn lentefrisse ritme, drammende groove en aanstekelijke, slepende zang van chanteuze Emilie Satt en mannelijke tegenhanger Litlo Tinz.

Maar eerlijk is eerlijk: het duurt even vooraleer dit album doorsijpelt. Het afkooksel van Jackie Cane dat opent (“When I am queen”) of de theatrale opvolger daarvan klinken net iets te … Hooverphonic. Maar dan komt die funky baslijn en die erg bijzondere falset eraan met zijn “badaboum” en dan is het duidelijk dat niets meer is wat het was. Hooverphonic verzoent op ‘In Wonderland’ verleden en toekomst. Deep Forest Line knipoogt terug naar het prille Hoover-tijdperk: lome triphop met strijkers en een Portishead-achtige zang, maar in Hiding In A Song met zijn lalalala-backings gaat de band duidelijk voor indiepop. Opvolger Praise Be kiest zelfs voor de typisch Britse hype van uptempo dansritmiek met tegendraadse drums. En al even opmerkelijk: heel de tweede helft van deze plaat wordt opgehangen aan mannenstemmen, een unicum in de Hooverphonic-geschiedenis!

Echt consistent is het allemaal niet. Deze vernieuwde Hooverphonic verschuilt zich wat achter de verschillende gastzangers en lijkt meer op een jukebox, een staalkaart die moet tonen waartoe de band nog toe in staat is. Echt pittig of overtuigend klinkt dit album dus niet. Dit is duidelijk een overgangsplaat. De toekomst staat open. Volgende keer moet het combo – in welke samenstelling dan ook – duidelijk richting gaan kiezen. En als we dan meteen een suggestie mogen doen: laat dat strijkersensemble dat in zo goed als elke song weer aanwezig blijkt te zijn, gerust even een loopbaanonderbreking nemen.

29 maart 2016
Johan Giglot