Half Japanese - Jump Into Love
Fire Records
Het hoofd van Jad Fair moet zowat even chaotisch zijn als de hoekige artpunk die het ondertussen toch al een jaar of vijftig uitbraakt. Iets met DIY, avantgarde of atypisch en vooral geen grammetje Japans. Wat niet wegneemt dat de folky kraakpandpunk van Half Japanese nog steeds rotsvast, zelfverzekerd en heerlijk eigenwijs klinkt.
“We have superpowers”, scandeert Jad Fair halfweg het funky en rommelige Listen To The Bells Chime. Half Japanese plukt naar eigen goeddunken uit funk, folk, film en fun. Met grotendeels gesproken teksten, swingende ritmes, rammelende gitaren en experimentele akoestische instrumenten, bouwt de band op deze tigste plaat een dozijn muzikale avonturen op. (Wat klinkt dat heerlijk fluffy.) Terwijl de heren vooral rechttoe en rechtaan zijn, maar dan wel op een voortdurend vernieuwende manier. Bijvoorbeeld met een swingende slapstickpiano en een hikkende banjo op titelnummer Jump Into Love, terwijl een jankende gitaar en een donderende funkbas voor een onweer van een ondergrond zorgen.
Niet dat het altijd zomaar een creatief lachertje is om mee te stappen in de wereld van dit gezelschap. “Step inside. Do it now. The future is ours,” fluistert Jad je toe. En je voelt dat hij het meent, terwijl digitale strijkertjes je trachten te sussen. De boodschap is duidelijk: als je iets wilt veranderen, zal je het zelf moeten doen en wel NU. Het is net die mooie balans tussen dartele indierockliedjes met creatieve ingrediënten en die onderhuidse spanning en weerbarstigheid, die Half Japanese maakt tot wat het is en altijd zal zijn.
Om maar te zeggen dat je niet moet verbaasd zijn van een stukje rommelige noise, ronkende baslijnen en spookgeluiden in Shining Stars. Of van oldskool rock-’n-rollmelodietjes die genadeloos verwrongen worden. (Clichés zijn er om te misbruiken, nietwaar?) Van een drummer die naar het einde van dit album deuken probeert te slaan in zijn cimbalen en een potje armworstelen speelt tegen bassist David – sowieso een onmisbare kanjer in het halve Japanse rijk. Van potten en pannen die niet gebruikt worden voor je dagelijkse kookcursus, maar wel om er klanken uit te halen.
Ons punt is gewoon: je geraakt nooit uitgekeken op deze “ik doe lekker mijn ding”-muziek waarin meer (eigen/levens)wijsheid zit dan in een hele ministerraad bij elkaar. Of waarin je voor een twintigste keer wordt meegezogen in de fantasie van deze broertjes die hun eigen parallelle universum creëerden waarin – als in een Jommekesalbum – de wereld helemaal dol draait.
Dat is het gewoonweg. Half Japanese is Half Japanese. Na een halve eeuw musiceren in de fleur van hun leven. Een muzikale legende die het al lang heeft opgegeven om relevant te willen zijn. Maar is dat net niet heerlijk, om dingen als “vrijheid” en “muziek” te kunnen combineren? Waar blijf je het toch vandaan halen, beste Jad?