Glass Museum - Reykjavik

Sdban Ultra

Reykjavik

Energiek, verfrissend en magisch: Glass Museums ‘Reykjavik’ is een mystieke plaat vol onverwachte wendingen en aangename verrassingen. Een meer dan uitstekend vervolg op ‘Deux’.

Glass Museum, dat is een dikke scheut klassiek, een vleugje jazz en een frisse toets elektronica. Het duo, belichaamd door Martin Grégoire en Antoine Flipo, schippert zowaar tussen GoGo Penguin en Jon Hopkins, maar dan met die extra schwung. De heren debuteerden en imponeerden in 2018 met het geslaagde ‘Deux’ en wisten sindsdien een stevige fanbase op te bouwen.

De nieuwste worp ‘Reykjavik’ is alvast een stapje verder in hun verkenning doorheen het ruime muzikale spectrum. Meer dan ooit gaat het duo op zoek naar manieren om het klassieke pianogeluid in een modern jasje te steken. Zo gebeurt het dat een klassieke piano-intro plots via techno-achtige synthesizers overgaat in een opzwepend dansnummer à la Eric Prydz (Abyss), en dat thirdstreamjazz plots een soundtrack wordt die zo uit Christopher Nolans Inception geplukt zou kunnen zijn.

Eigenlijk al aan het begin van de plaat wordt al snel duidelijk dat de kracht van Glass Museum - en heel specifiek van ‘Reykjavik’ - ligt in de speelse muzikale conversatie tussen de twee heren. Piano/synth en percussie vullen elkaar vaak subliem aan, zoals bijvoorbeeld het geval is op de groteske titelsong, maar durven elkaar ook regelmatig uit te dagen. Zo lijkt Nimbus Part I wel spiergerol tussen de twee muzikanten, waarbij ze elkaar voortdurend opstoken.

Helemaal imponeren doet het album vooral door zo nu en dan helemaal tegen de lijn der verwachting in te druisen. Luister maar eens Nimbus Part II, een nummer dat zo intens, opzwepend en rijk klinkt dat we het als het ware onder het genre future bass zouden kunnen indelen. Maar ook Colophane blaast ons met een bezwerende simpliciteit en frisse sound van onze stoel.

Laat het duidelijk zijn: ‘Reykjavik’ is een schitterende plaat die een brug slaat tussen jazz, klassiek en elektronica. Een compromis voor alle oude knarren voor wie artiesten als Bonobo nog een stap te ver zijn, maar evenzeer voor jonge veulens die klassieke genres zien als “oudemannennostalgie”.

21 april 2020
Jeroen Poelmans