Gabriel Rios - Playa Negra
Sony
Drie jaar geleden was ze er dan eindelijk: ‘Flore’, de langverwachte, eerste en vooral erg mooie Spaanstalige plaat van Gabriel Rios. Eind september kwam daar met ‘Playa Negra’ een vervolg op, en dat vinden wij zo mogelijk nóg beter.
Lang hebben we er niet over gedaan om een ‘definitief oordeel’ te vellen over dat zesde studioalbum van Gabriel Rios. Na een paar dagen al – we hadden er zowat een heel weekend onafgebroken naar geluisterd – stond voor ons vast dat ‘Playa Negra’ een verbluffend mooie plaat is. Ons enige probleem: hoe moesten we nu op een onderbouwde manier en ‘met kennis van zaken’ een objectieve recensie schrijven over een album, waarvoor we niet meteen de juiste woorden vonden? Hieronder volgt niettemin een poging.
Al jaren staan ze broederlijk naast elkaar in ons cd-rek: het twintig jaar oude debuut ‘Ghostboy’ en opvolger ‘Angelhead’, de intieme alle-singles-van-dat-jaar-verzamelaar ‘This Maurauder’s Midnight’ en New York-plaat ‘The Dangerous Return’. Al die tijd hebben we ze vaak en met plezier beluisterd, maar wat Rios doet op ‘Flore’ en ‘Playa Negra’ vinden we toch wel van een heel andere orde. Maar in alle eerlijkheid: dat zeggen we nú. Star in ons denken als we soms zijn, en opgegroeid met pop, rock, roots en af en toe iets elektronisch of met zware metalen, dachten we aanvankelijk dat die nieuwe stap, Rios-goes-Latin, niet voor ons was weggelegd. Tot we ons vorig jaar, op een regenachtige zomeravond, lieten meeslepen naar zijn passage in OLT Rivierenhof en daar met – spreekwoordelijk – open mond stonden te gapen en te luisteren naar hoe hij en zijn kompaan Ruben Samama de songs van ‘Flore’ (en de verhalen errond) tot leven brachten.
Iedereen kent het verhaal ondertussen wel: hoe de droom om ooit een echt latinalbum te maken in een stroomversnelling kwam door een culturele identiteitscrisis en door de ziekte van zijn vader. Die leed aan Alzheimer en ging gestaag achteruit. ‘Flore’ werd dan ook een eerbetoon aan zijn vader en aan zijn Puerto Ricaanse roots. Behalve drie eigen songs, waaronder La Torre (met Devandra Banhart), stonden er vooral covers op, lees: negen tot op het bot ont(k)lede versies van lievelingsliedjes van zijn vader én grootvader, door Rios en Samama ondergedompeld in een naar eigen zeggen ‘post-apocalyptic’, gothic sfeertje, en vervolgens weer in elkaar gezet.
Op ‘Playa Negra’ is de verhouding tussen eigen composities en covers helemaal anders. Van de tien songs – Interludio en euh... interludes (fig.1) en (fig.2) rekenen we even niet mee – werd alleen Payaso niet door Rios zelf geschreven, maar door de Puerto Ricaanse bandleider en componist Raphy Leavitt. Payaso klinkt, ontdaan van de latin percussie en de blazers uit het origineel, zowaar als een ingetogen treurmars. Hoewel deze plaat qua sfeer en stijl in het verlengde ligt van haar voorganger (Latin, but not as we know it), kan het echter niet anders dan dat de werkwijze – bij afwezigheid van te bewerken basismateriaal – deze keer helemaal verschillend en dus nóg uitdagender moet zijn geweest. Het kwam er nu vooral op aan flarden, flenters en fragmenten zelfgeschreven muziek te assembleren tot volwaardige, originele songs. Alleen dat al maakt ‘Playa Negra’ voor ons nog straffer dan ‘Flore’.
Er staan bijgevolg weinig echt rechtlijnige liedjes op de plaat. Prachtsingle Marcela – een van de meer lichtvoetige, uptempo tracks - is er een van, maar de meeste nummers zetten de luisteraar van meet af aan op het verkeerde been en blijven ook na een paar keer beluisteren verrassen. Niet alles in geijkte, klassieke songstructuren gieten was dus belangrijk, het zijn daarentegen de sfeer en de verhalen die Rios wil vertellen die de richting van de songs bepalen. Her en der kon u al lezen dat dit album over een ‘verzuurde liefde’ gaat, maar zelfs dat hoeft u echt niet te weten om hier ten volle van te genieten. En ook zonder cursus ‘Spaans voor gevorderden’ is de muziek zo suggestief dat iedereen die zich eraan wil overgeven, er zijn eigen verhaal bij kan verzinnen.
In essentie is dit zeer minimalistische muziek, gemaakt met akoestische gitaar, contrabas, en af en toe piano en wat percussie. Toch levert dat een zeer rijke plaat op. Niet alleen omdat het basisinstrumentarium hier en daar wordt aangevuld met onder meer trompet, houtblazers of harmonica, maar ook door de gekende kneepjes die tijdens het opnemen werden toegepast en die de songs textuur, kleur en sfeer te geven. Zo zijn er de onvermijdelijke kreetjes aan het eind van een zin, of het - al of niet - toepassen van allerlei effecten op de instrumenten en op de stem (die soms vanuit de verte klinkt en dan weer van dichtbij, de ene keer hoog en wat schril, de andere keer laag en warm). Maar nog belangrijker zijn de ietwat ongewone, onverwachte geluidjes die aanvankelijk wat misplaatst lijken (alsof ze van buiten op straat of van bij de buren tot binnen doordringen, waar je in een sober verlichte kamer naar Rios en Samama luistert), maar die je na verloop van tijd toch een houvast bieden in de meanderende, losse songstructuren.
We hebben het tot nu toe bijna niet over de afzonderlijke songs gehad, maar vooral over het album als geheel. Dit is dan ook geen plaat om in stukken en brokken te beluisteren, want dan verliezen de meeste liedjes aan zeggingskracht. Het geheel is – o, cliché – ook hier duidelijk meer dan de som van de delen, en zoals je bij een film of een roman ook geen hoofdstukken of scenes gaat vermengen en herschikken in een afspeellijst, laat ‘Playa Negra’ zich – zeker bij de eerste kennismaking - het best uitzitten als een lange, ononderbroken trip. Dat neemt echter niet weg dat we, net als bij een boek of een film, ook hier best enkele favoriete fragmenten of passages willen aanstippen, zoals het bloedmooie, erg filmische Padacito De Papel, de titelsong, La Bolsa of Payaso.
U heeft het al begrepen: we zijn erg blij dat we onze reserves dan toch aan de kant hebben geschoven, want anders hadden we de plaat die ons dit jaar tot dusver het meest wist te verrassen en te begeesteren gewoon gemist. Niet alle medemelomanen aan wie we de afgelopen weken onze blijde boodschap verkondigden delen echter ons enthousiasme en natuurlijk respecteren we dat, maar toch: horen is geloven, want dit is een meesterlijk en machtig mooi album.