Friendship - Love The Stranger

Merge Records

Love The Stranger

Als je ziet dat een plaat zeventien tracks telt, hoop je toch al snel dat er een paar korte intermezzo’s opstaan. Als je dan de plaat in kwestie beluisterd hebt, vloek je dat ze niet alle zeventien vier minuten of meer duurden… toch in dit geval.

Helemaal nieuw is Friendship niet, noch in letterlijke zin, noch in overdrachtelijke. De band, genoemd naar het het gelijknamige stadje in Maine, bestaat al sinds een jaar of zeven en Dan Wriggins, Michael Cormier- O’Leary en Peter Gill (niet die van Frankie Goes To Hollywood, maar van 2nd Grade) groeiden samen op. Samen met bassist Jon Samuels brachten de jeugdvrienden al een paar albums en een ep uit op kleinere labels. Nu mogen ze een grote stap zetten bij Merge Records.  

Hoewel,heel  veel is er niet veranderd, de band brengt het soort warme Americana dat hecht en vertrouwd klinkt zoals de stem van een oude vriend. Het is dan ook helemaal niet moeilijk om de vreemdeling graag te zien. ‘Love The Stranger’ mag als een bevel klinken, je volgt het maar wat graag op als je je mee laat nemen op de muzikale trip die de band uitstippelde.

De vervoersmiddelen zijn het genre helemaal niet vreemd: pedal steel, folkgitaren, een melodica, een occasionele accordeon, strijkers (weliswaar uit een doosje) en harmoniezang, aangevuld met verschillende orgels en keyboards. Meestal neemt Wriggins met zijn lijzige stem de microfoon, maar in het eerste hoogtepunt van de plaat, What’s The Move mag gaste Jess Shoman (Tenci) voor het voetlicht terwijl de vier mannen zich nederig in haar dienst stellen. Wie nog niet verkocht was bij opener St. Bonaventure, gaat hier zeker voor de bijl.

Met Blue Canoe varen we tot bij een oude, norse smid, Hank, die subtiel, maar zonder medelijden wordt geportretteerd. Hij houdt vast aan zijn trots, ook al is alles stuk. Het is een perfecte bewoner van het universum van Friendship, net als de naamloze persoon met witte Vans en een gebleekte jeans vol gaten in Chomp Chomp en de eenzame protagonist in het schuifelende No Way die in zichzelf keert en contempleert.

Misschien is het dezelfde man die zich herinnert dat hij ooit, in Cedar Park Café gered werd doordat iemand hem een spiegel voorhield en hem meenam naar haar (zijn?) kamer. Het is het onderwerp van Alive Twice, een van de absolute hoogtepunten van de plaat. Weer zo’n miniatuurtje dat zich recht naar je hart werkt.

In Ramekin trekt de band een zeldzame keer wat forser door met de gitaren in een sprankelende hoofdrol. Het is een aangename afwisseling, alsof de weg plots naar beneden afbuigt en zich een weids landschap ontvouwt. Maar het is nog niets tegenover Ryde dat echt stevig met de deur in huis valt, dan even gas terugneemt, maar dan dreigend en hortend terug aan kracht wint.

Met Ugly Little Victory en Smooty Persuit tenslotte, bewijst het viertal nog eens zijn fijn vakmanschap. Ondertussen zijn we al lang vrienden geworden, ook al was Friendship tot voor kort een verre onbekende. “I need solitude and I also need you/ It sucks when it ends and it sucks when it has no end” klinkt het ergens en zo is het maar net.

29 juli 2022
Marc Alenus