Eric Clapton - Live in San Diego with special guest JJ Cale

Reprise Records

Wie heeft er nog behoefte aan een nieuw livealbum van Eric Clapton? Heeft de man na dertien live-cd’s nog niet op alle mogelijke manieren bewezen dat hij – hmmm – aardig gitaar kan spelen? Tuurlijk. En toch is zijn veertiende officiële live-release ‘Live In San Diego With Special Guest J.J. Cale’ toch weer een apart en zeer knap werkstuk geworden. We zullen dat eens proberen uit te leggen.

Live in San Diego with special guest JJ Cale

Van bij de opener heeft Eric Clapton er kennelijk zin in. Hij is altijd een meester van de blues geweest en in Tell The Truth illustreert hij dat meteen: rustig warmlopen met gekende akkoordenschema’s maar tegen het einde van het nummer heerlijk en beheerst uitfreaken met iets wat als een stomende outro zou kunnen bestempeld worden. De toon is hiermee gezet: op Key To The Highway bewandelt Clapton verder het hem zeer vertrouwde bluespad. Got To Get Better In A Litte While begint met een eenvoudig gitaarloopje dat onderweg uitgewerkt wordt en waarin de al wat licht galopperende invloed van J.J. Cale hoorbaar is. We moeten echter nog enkele songs wachten vooraleer J.J. komt “opdraven”; dit werkwoord is zowat het meest verkeerd gekozen uit onze recensiecarrière wanneer we over de wat slome Cale kunnen spreken.

Heeft J.J. Cale echt invloed gehad op Clapton? Zeker wel, maar lang niet zo veel als zeg maar Robert Johnson of Muddy Waters. Clapton is gewoon erg gecharmeerd door Cale’s laid back benadering van zijn songs. Dat gevoel heeft ‘Slowhand’ op zijn manier proberen te volgen door een aantal van Cales standards te coveren. Dat deed Eric zo goed dat hij meteen J.J. Cale uit Tulsa (Oklahoma) op de stilaan immense rock-and-roll kaart zette. Met een beetje ondeugendheid zou men kunnen stellen dat Cale – en vooral zijn bankrekening – wellicht meer te danken heeft aan Clapton dan wel omgekeerd. Het weze de man niettemin echt gegund: hij is zo’n authentieke en aparte figuur in het doorgaans nogal egotripperig rockwereldje.

Vanaf Anyway The Wind Blows roept Clapton met een kurkdroge aankondiging – “J.J. Cale”, niet meer dan dat maar eigenlijk reeds meer dan genoeg – de man op het podium. Startschot voor een klein halfuurtje oergezellig jammen. Dat jammen is eerder zoiets als twee wat oudere knarren die door het woud joggen: ze beleven er kennelijk plezier aan maar overdrijven doen ze nooit, zeker niet in snelheid. Op een gezapig drafje naast elkaar op een krukje laten ze de ene klassieker na de andere de revue passeren: After Midnight, Who Am I Telling You?, Don’t Cry Sister en Cocaine. Mooie samenzang, met af en toe een kleine rasp en met steeds een cool gitaarsolootje van mijnheer Clapton erbij om Cales composities zo nodig extra te kleuren.

Is het een hommage, een uitgekiende truc om een dubbel publiek aan te spreken, een te vergezochte formule om na zoveel live-cd’s nog origineel proberen te klinken? Who cares. Het is een uiterst aangename ontmoeting van twee grootheden die elkaar respecteren.

Na Cales passage is het tijd voor de finale en grabbelt Clapton in zijn ton met klassiekers waarbij een uitgesponnen Little Queen Of Spades een opmerkelijk jazzy jasje wordt aangemeten om op het einde afgewerkt te worden met een heuse bleussolo, vintage EC. Robert Johnson zal vanuit zijn blueshemel gezien hebben dat het goed was. Nadien volgen nog enkele undownables: Further On Up The Road, Wonderful Tonight, een stevig Layla en Crossroads, opnieuw van Robert Johnson.

De opnames dateren van maart 2007, haast tien jaar geleden. Ze klinken echter nog heel fris en vers. We zouden er echt graag bij geweest zijn en niet alleen omdat we dan tien jaar jonger zouden zijn.

29 oktober 2016
Frank Tubex