Eight Rounds Rapid - Love Your Work
Tapete Records
Mooie titel hoor, heren van Eight Rounds Rapid – in de nette maatpakjes trouwens letterlijk te nemen. Als er iets is wat de brede cultuursector in deze periode van pandemie frustreert, is het wel dat er geen werk meer is. Maar kom, die wrange bijsmaak verhindert het indierockkwartet uit Essex natuurlijk niet om met een fijne derde plaat op de proppen te komen.
“Met wortels in de beroemde Canvey Island r&b-traditie”. Niet? Blijkbaar gingen Wire, Gang of Four en Public Image Limited hen daarin voor. Allemaal netjes in een postpunkstraatje met veel eigenwijsheid en een rommelige uitstraling. En daar is bij ‘Love Your Work’ zeker wel wat voor te zeggen. Want qua productie lijkt het heel de tijd of je mee in het repetitiehok van Eight Rounds Rapid staat: goedkope zangeffectjes, overstuurde gitaren en huis-, tuin-, en keukendrumwerk inbegrepen.
En daar gaat het om: een basis van traditionele rhythm & blues met een stevig ruig kantje en vaak snijdend gitaarwerk van Simon Johnson – de zoon van Wilko Johnson van Dr. Feelgood trouwens, nog zo’n Carvey Island-legende. Een dozijn knallende rockers, die echter ook opvallend verschillende kanten durven uitschieten. Van lofi psychedelica tot vlotte postpunk, van rammelige garagerock tot eerder downtempo ballads (check zeker het met piano en donkere bas opgebouwde Letter). Of de cocktail van overstuurde gitaar en luidruchtige trompetten in Onesie, waartegen de bijna roepende zang probeert uit te schieten met de legendarische woorden: “Can you see me / Can you feel me / I took a selfie in my onesie”.
Centrale thema’s: verwarring, angst, isolatie. Anders kom je ook eenvoudigweg niet op zo’n gekke tekstuele kronkel. Want onder die selfie en onesie zit natuurlijk een gevoel van: “Man, waar zijn we hier mee bezig?”. Dus zo ver weg is die pandemie nog niet. Maar dan met een dikke vleug sarcasme en absurdisme van geschifte zanger David Alexander.
In elk geval weet Eight Rounds Rapid onder die ruige jas en luidruchtige rocksongs ook erg mooi uitgewerkte constructies te steken en valt meermaals het geniaal in elkaar gestoken bas-drum-gitaar-triumviraat op. Onderhuids wordt dit album meer en meer verslavend. Het is zo nasty dat het mooi wordt. Wie weet wordt op die manier zelfs ooit de spuuglelijke hoes geapprecieerd?