Earl Sweatshirt - I Don’t Like Shit, I Don’t Go Outside
Columbia Records
Dit is een bekentenis: het hiphop-avontuur is voor ons begonnen bij het Odd Future-collectief. Het is ondertussen een goeie twee jaar geleden dat hun groepsgevoel van fuck-alles-shock-value en een handvol catchy songs ons als vijftienjarige hun universum binnenzogen. Ze waren de eersten van vele hiphop-artiesten die ons iets deden. Door teksten, door beats, flow, feel of imago. Waarvoor dank.
Ondertussen is de hype al even verdwenen. Waarom is duidelijk. Weinig Odd Future-leden slaagden er na de eerste tapes in zich op muzikaal vlak te laten gelden. Er was ‘Channel Orange’ van Frank Ocean en in mindere mate ‘Wolf’ van boegbeeld Tyler, The Creator die als mediafiguur ook wel wat golven heeft gemaakt. En dan was er Earl, die de rest van de bende op tekstueel vlak achter zich liet met ‘Doris’, nadat hij van zijn moeder de kostschool op Samoa mocht verlaten. Nu de promotie voor zijn nieuwste niet meer via hun kanalen is verlopen en we ook geen echte Odd Future-feature krijgen, lijken de dagen van het collectief geteld.
Sweatshirt liet in een interview weten dat dit het eerste album is waar hij helemaal achter staat en dat hij weer als zichzelf is gaan klinken. Waaruit wij dan weer een bevestiging afleiden van wat we al vermoedden na ‘Doris’: Earl is écht geen vrolijke jongen. Met Huey krijgt ‘I Don’t Like Shit, I Don’t Go Outside’ een sterke eerste verse. “Foot and hand on the gates / we was jumpin’ ‘em / fuck, I’m like quicksand in my ways” doet van de eerste seconden alle lichten al uitdoven. Of neem “Critics pretend to get it and bitches just don't fuck with him”. We horen een onbegrepen ziel, maar gezien wij critici even rijkelijk betaald worden als we gewoon proberen te begrijpen, gaan we rustig verder.
Een moeilijke relatie met fans en een pijnlijk stukgelopen relatie (Mantra), een antidepressiva-verslaving en onverwerkte rouw om overleden familieleden (Grief) en de rode draad van onvermogen tot liefde en vertrouwen: de teksten zijn even donker als de titel en het artwork van deze plaat doen uitschijnen. Dat dat niet erg gaat tegensteken of aan kracht verliest tegen het einde, ligt aan Sweatshirts flow, rijmschema’s en de natuurlijke rap-swagger waarmee hij alles verwoordt, maar ook aan het feit dat de plaat nog geen half uur duurt. In vergelijking met ‘Doris’ is ‘I Don’t Like Shit, I Don’t Go Outside’ minder van alles.
Een esthetiek die zich verder manifesteert in de klankkleuren waarmee ‘I Don’t Like Shit’ is opgebouwd. Geen van de gastrappers slaagt erin op te vallen door slimheid of techniek. Wel hebben ze allemaal een specifiek stemgeluid dat het grit-gehalte van de plaat omhoog haalt. In Grown Ups komt Ratking’s Dash haasje-over spelen. Daarna komt de andere helft Ratking Wiki opdraven in AM // Radio. Partner in crime Vince Staples (onlangs nog op één in onze lijst van veelbelovende rappers) mag afsluiter Wool eer aan doen.
Tenslotte staan op dit ding enkele intrigerende instrumentals. Single Grief gaat het verst in de donkere lo-fi- productie waar pakweg ook Faucet op steunt. Huey ligt min of meer aan de andere kant van het spectrum met jazzy orgelwerk. Alles lijkt overgoten met een low pass-filter, maar wanneer een melodie of ongewoon geluid doorbreekt, werken die erg goed voor de feel.
‘I Don’t Like Shit, I Don’t Go Outside’ is een kale, maar interessante en resolute plaat. De luisteraar krijgt een portie duisternis om u tegen te zeggen, al kunnen we niet zeggen dat naar ons gevoel niets aan deze plaat ontbreekt; soms voelt het als duisternis met iets te weinig saus (Inside). Je blijft in elk geval een beetje leeg achter. En dat een plaat zoiets kan doen, is op zich al sterk.